ECLI:NL:GHARN:2010:BN8006

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001719-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden zonder rijbewijs tijdens ontzegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1953 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en had een ontzegging van de rijbevoegdheid. Op 17 oktober 2008 heeft zij, terwijl zij wist dat haar rijbevoegdheid was ontzegd, een motorrijtuig bestuurd in de gemeente [gemeente]. De politierechter had haar hiervoor straffen opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het rijden zonder rijbewijs en het besturen van een voertuig terwijl haar dat was ontzegd. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, en er werden geen strafuitsluitingsgronden geconstateerd.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft besloten om de verdachte een kans te geven, gezien haar gewijzigde omstandigheden en haar intentie om haar rijbewijs te halen. De opgelegde straffen bestonden uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en twee werkstraffen van zeventig en dertig uren. Het hof heeft de verdachte gewaarschuwd dat bij een nieuwe overtreding de gevangenisstraf alsnog ten uitvoer kan worden gelegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001719-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-490023-09
Arrest van 21 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 juni 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair te vervangen door 35 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar en ter zake van het onder twee ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair te vervangen door 15 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
zij op of omstreeks 17 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] terwijl zij wist of redelijkerwijs moest weten dat haar bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat haar die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
2.
zij op of omstreeks 17 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
zij op 17 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] terwijl zij wist dat haar bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat haar die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;
2.
zij op 17 oktober 2008 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan haar door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op het misdrijf:
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
en de overtreding:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 door een personenauto te besturen, terwijl zij wist dat haar de bevoegdheid om een motorrijtuig te besturen op dat moment was ontzegd. Verdachte heeft zich daar niets aan gelegen laten liggen en is desondanks gaan rijden. Daarnaast was verdachte niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Door aldus te handelen heeft verdachte de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en haar verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 25 juni 2010 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van - onder meer soortgelijke -strafbare feiten.
Gelet op het justitiële verleden van verdachte acht het hof de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf en hechtenis in beginsel een passende bestraffing. Het hof houdt echter rekening met de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft sinds twee jaar een vaste woning en is sinds die tijd niet meer in contact geweest met justitie. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij voornemens is om haar rijbewijs te halen. Tevens heeft zij beloofd dat zij niet meer zal rijden zonder rijbewijs. Het hof is bereid om de verdachte de kans te geven te laten zien dat zij deze belofte waar kan maken. Het hof ziet hierin reden om verdachte, conform de vordering van de advocaat-generaal, nog één kans te geven door geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen doch te volstaan met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf en een tweetal werkstraffen. Om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit zal het hof verdachte een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zeventig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijfendertig dagen zal worden toegepast;
veroordeelt verdachte ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P. Greve en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Pennink en mr. M. Koster buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.