ECLI:NL:GHARN:2010:BN7951

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001830-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte wegens bedreiging met zware mishandeling en wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een minderjarige verdachte, die eerder door de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad was veroordeeld. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van bedreiging met zware mishandeling en het voorhanden hebben van een wapen, in dit geval een boksbeugel. De feiten vonden plaats op 8 september 2008, waarbij de verdachte de woorden "Ik sla je kaak kapot" heeft geuit naar het slachtoffer, wat leidde tot de beschuldiging van bedreiging. Daarnaast had de verdachte in de periode van 1 tot en met 12 september 2008 een boksbeugel in zijn bezit.

Het hof heeft het hoger beroep gedeeltelijk ontvankelijk verklaard, maar de verdachte niet ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een ander feit. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met een voorwaardelijk deel van 30 uren. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. Deze beslissing is mede ingegeven door de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een positieve ontwikkeling had doorgemaakt en sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking was gekomen.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had inmiddels zijn HAVO-diploma behaald en volgde onderwijs op het VWO, wat bijdroeg aan de positieve beoordeling van zijn ontwikkeling. Het hof heeft de relevante wetsartikelen toegepast en de uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de raadsman van de verdachte, mr. W.P. Maris.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001830-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-430177-08
Arrest van 20 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 juli 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.P. Maris, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2010, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in feit 1 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 2 en 3 ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, waarvan 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis - voor zover aan het hoger beroep onderworpen - vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover voor het hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
2.
hij op of omstreeks 08 september 2008 in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een boksbeugel gehouden naar en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd: "Ik sla je kaak kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 12 september 2008
in de gemeente [gemeente], tezamen en/of in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
2.
hij op 08 september 2008 in de gemeente [gemeente], [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een boksbeugel gehouden in de richting van die [slachtoffer] en deze dreigend de woorden toegevoegd: Ik sla je kaak kapot, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 12 september 2008
in de gemeente [gemeente], een wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 2: bedreiging met zware mishandeling;
onder 3: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 september 2008 op een fietspad schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling jegens [slachtoffer]. Verdachte heeft door zo te handelen die [slachtoffer] in zijn gevoel voor veiligheid aangetast. Voorts is het hof van oordeel dat het voorhanden hebben van een boksbeugel op jonge leeftijd - verdachte was ten tijde van het plegen van de delicten 15 jaren - een uiterst kwalijke zaak is.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 24 februari 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Het hof houdt bij de strafoplegging eveneens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting van het hof en uit de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en van de Jeugdreclassering van
12 februari 2009 en 26 juli 2010 is gebleken. Uit het laatste rapport is het beeld naar voren gekomen dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en dat het momenteel goed gaat met verdachte. Zo is hij sinds onderhavige delicten niet meer met politie en justitie in aanraking geweest. Hij heeft inmiddels zijn HAVO-diploma behaald en volgt momenteel onderwijs op het VWO. Daarnaast heeft verdachte een bijbaantje en sport hij met plezier met een vriendengroep. Dit lijkt een positieve invloed op het gedrag van verdachte te hebben.
Gezien de ernst van de feiten is het hof van oordeel dat oplegging van de door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde (deels voorwaardelijke) werkstraf passend is. Voornoemde positieve ontwikkeling ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof doen besluiten - anders dan door de kinderrechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd - een proeftijd voor de duur van ??n jaar op te leggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg en
285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het hem onder 1 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.