ECLI:NL:GHARN:2010:BN7949

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000593-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling door minderjarige verdachte met uitsluiting van bekennende verklaring op basis van Salduz-jurisprudentie

In deze zaak gaat het om een minderjarige verdachte die op 20 september 2010 door het Gerechtshof Arnhem is veroordeeld voor het vernielen van ruiten en een vensterbank van een schoolgebouw. De verdachte, die ten tijde van het delict 12 jaar oud was, had samen met anderen openlijk geweld gepleegd tegen de eigendommen van de school. De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van twaalf uren of zes dagen vervangende jeugddetentie.

Het hof heeft de bekennende verklaring van de verdachte uitgesloten van het bewijs, omdat deze verklaring was afgelegd zonder dat de verdachte voorafgaand aan het verhoor door de politie was gewezen op zijn recht op consultatiebijstand, zoals vereist door de Salduz-jurisprudentie. Dit leidde ertoe dat het hof de bekennende verklaring niet als bewijs kon gebruiken.

Op basis van andere bewijsmiddelen, zoals de aangifte van het slachtoffer en verklaringen van getuigen, heeft het hof echter vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard.

De straf is gemotiveerd op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, die adviseerden om een taakstraf op te leggen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van twaalf uren, met de mogelijkheid van zes dagen jeugddetentie indien deze niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000593-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-430057-08
Arrest van 20 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 23 februari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1995] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.G.T. Klooken, advocaat te Arnhem.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake van het hem onder subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 12 uren, subsidiair zes dagen jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2008 tot en met 3 maart 2008 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer ruiten en/of een (stenen) vensterbank (van een schoolgebouw), welk geweld bestond uit het schoppen en/of trappen en/of trekken tegen/op/aan die vensterbank en/of het (krachtig) gooien van één of meer knikkers, althans harde voorwerpen, tegen/op die één of meer ruiten;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 22 februari 2008 tot en met 3 maart 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer ruiten en/of een (stenen) vensterbank (van een schoolgebouw), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Vrijspraak
Het hof acht - met de advocaat-generaal en de raadsvrouw - niet bewezen hetgeen onder primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof
- zakelijk weergegeven - een beroep gedaan op de jurisprudentie van het EHRM van 27 november 2008 in de zaak Salduz tegen Turkije, welke door de Hoge Raad bij arrest van 30 juni 2009 in grote lijnen analoog is "vertaald" naar de Nederlandse rechtspraak.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de bekennende verklaring die verdachte op 19 maart 2008 bij de politie heeft afgelegd, uitgesloten dient te worden van het bewijs.
De minderjarige verdachte is door de verbalisanten niet gewezen op het recht voorafgaand aan het verhoor door de politie, een raadsman te mogen raadplegen, de zogenaamde consultatiebijstand.
Het hof is - met de raadsvrouw - van oordeel dat de inhoud van bedoelde verklaring niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt, nu niet is gebleken dat de verdachte, voorafgaande aan voornoemd verhoor, door de verbalisanten is gewezen op het aan hem toekomende recht op consultatiebijstand en verhoorbijstand. Bovendien staat vast dat verdachte tijdens het afleggen van zijn bekennende verklaring geen verhoorbijstand van een vertrouwenspersoon heeft gehad. Dit heeft erin te resulteren dat het hof de bekennende verklaring van verdachte niet zal bezigen voor het bewijs.
Op grond van de overige bewijsmiddelen - de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van [getuige] - acht het hof bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder subsidiair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 22 februari 2008 tot en met 3 maart 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk ruiten en een stenen vensterbank van een schoolgebouw, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield respectievelijk beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling van andermans goederen door een vensterbank van een basisschool te beschadigen en samen met een ander ruiten van diezelfde school te vernielen. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaar van deze goederen. Daarnaast geeft het overlast en ergernis.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 10 juni 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Het hof houdt bij de strafoplegging eveneens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals daarvan ter terechtzitting van het hof en uit de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 april 2008 en 10 februari 2009 is gebleken. In het rapport van 22 april 2008 komt naar voren dat verdachte moet leren dat zijn delictgedrag voor negatieve consequenties zorgt, daarbij moet verdachte leren zijn verantwoordelijkheid te nemen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseert, in het belang van de verdachte, een taakstraf in de vorm van een werkstraf. Dit advies wordt in voornoemd rapport van 10 februari 2009 overgenomen.
Het hof sluit zich daarbij aan. Verdachte moet ervaren dat zijn verkeerde gedrag niet onbestraft blijft.
Gelet op het bovenstaande acht het hof de door de advocaat-generaal ge?iste straf passend, zodat het hof verdachte zal veroordelen tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van hierna te noemen duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van twaalf uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door zes dagen jeugddetentie.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. J.A. Wiarda buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.