ECLI:NL:GHARN:2010:BN7436

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.068.101
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en de Ragetlie-regel

In deze zaak gaat het om de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen De Waal Autogroep B.V. en [geïntimeerde]. De Waal Autogroep heeft in hoger beroep drie grieven ingediend tegen het vonnis van de kantonrechter van 21 april 2010, waarin werd geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] niet van rechtswege was geëindigd per 4 januari 2010, maar dat voorafgaande opzegging door De Waal Autogroep vereist was. De kern van het geschil betreft de vraag of de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] per 1 september 2009 van rechtswege is geëindigd, waarbij het hof de 'Ragetlie-regel' toepast, die stelt dat indien een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is voortgezet door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, deze laatste niet van rechtswege eindigt zonder voorafgaande opzegging.

Het hof heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] voor bepaalde tijd, die op 1 september 2009 inging, wezenlijk verschilde van de eerdere arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De Waal Autogroep heeft aangevoerd dat de functie van [geïntimeerde] als algemeen medewerker niet gelijk was aan die van junior verkoper, wat het hof heeft bevestigd. De verschillen in functie, verantwoordelijkheden en arbeidsvoorwaarden zijn door het hof als significant beoordeeld. Het hof concludeert dat de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] niet van rechtswege is geëindigd en dat er voorafgaande opzegging nodig was.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen, waarbij hij in de proceskosten is veroordeeld. Dit arrest is gewezen op 7 september 2010 door de vijfde civiele kamer van het Gerechtshof Arnhem.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer hof 200.068.101
(zaaknummer rechtbank 668449)
arrest in kort geding van de vijfde civiele kamer van 7 september 2010
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Waal Autogroep B.V.,
gevestigd te Tiel,
appellante,
advocaat: mr. J.L.J.J. Nelissen,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. R. van den Berg Jeths.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van 21 april 2010 dat de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel) tussen appellante (hierna ook te noemen: De Waal Autogroep) als gedaagde en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als eiser in kort geding heeft gewezen. Een fotokopie van dit vonnis is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De Waal Autogroep heeft bij exploot van 17 mei 2010 [geïntimeerde] aangezegd van genoemd vonnis van 21 april 2010 in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 In genoemd exploot heeft De Waal Autogroep drie grieven tegen het vonnis van
21 april 2010 aangevoerd en toegelicht en heeft zij producties in het geding gebracht. Zij heeft aangekondigd te zullen concluderen dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde] alsnog in zijn vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans hem deze zal ontzeggen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.3 Op de roldatum 15 juni 2010 heeft De Waal Autogroep schriftelijk voor eis geconcludeerd overeenkomstig het hiervoor vermelde exploot.
2.4 Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling van De Waal Autogroep in de kosten van het hoger beroep.
2.5 Vervolgens hebben beide partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3. De grieven
De Waal Autogroep heeft - zakelijk weergegeven - de volgende grieven aangevoerd.
Grief I
Geheel ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd heeft de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.4 geoordeeld:
“De voorzieningenrechter is het echter met [geïntimeerde] eens dat in de onderhavige zaak wel een voorafgaande opzegging door De Waal Autogroep is vereist, omdat de per 1 september 2009 aangegane arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd als een voor bepaalde tijd voortgezette arbeidsovereenkomst (het hof leest:) van een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst die anders dan door opzegging of ontbinding is geëindigd
(artikel 7:667 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). De in december 2009 aan [geïntimeerde] gedane mededeling (een bevestiging van de mededeling dat het pompstation onbemand zal worden geëxploiteerd) kan niet als een (rechtsgeldige) opzegging worden gezien. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen wezenlijke verschillen zijn tussen de opvolgende arbeidsovereenkomsten. De functie van junior verkoper, met de daarbij behorende werkzaamheden en het daarbij behorende salaris verschilt niet wezenlijk van de functie van algemeen medewerker, met de daarbij behorende werkzaamheden en het daarbij behorende salaris.”
Grief II
Ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd heeft de voorzieningenrechter in rechtsoverweging 4.4. geoordeeld:
“De kantonrechter ziet in de door De Waal Autogroep aangevoerde omstandigheden geen reden om de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot nihil.”
Grief III
“Ten onrechte heeft de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis geoordeeld:
Als de in het ongelijk gestelde partij dient De Waal Autogroep de proceskosten te dragen.”
4. De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten die de kantonrechter in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.10 heeft vastgesteld, aangezien daartegen geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit.
5. De motivering van de beslissing in hoger beroep
5.1 Kern van het geschil tussen partijen betreft de vraag of de tussen De Waal Autogroep en [geïntimeerde] per 1 september 2009 gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarbij [geïntimeerde] als algemeen medewerker bij De Waal Autogroep in dienst is getreden, van rechtswege is geëindigd per 4 januari 2010, omdat het pompstation per die datum een onbemand station is geworden. Bij de beantwoording van deze vraag is van belang dat voorafgaande aan deze arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd:
a. [geïntimeerde] op 1 juli 2007 voor bepaalde tijd, voor de duur van één jaar, bij De Waal Autogroep in dienst is getreden als junior verkoper en dat deze arbeidsovereenkomst met ingang van 14 mei 2008 is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;
b. de voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd per 1 maart 2009;
c. De Waal Autogroep en [geïntimeerde], binnen drie maanden na de beëindiging van de hiervoor vermelde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd - voor de duur van 4 maanden - zijn aangegaan voor de periode van 1 mei 2009 tot en met 31 augustus 2009, waarbij [geïntimeerde] als algemeen medewerker bij De Waal Autogroep in dienst is getreden.
5.2 De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de in rechtsoverweging 5.1 vermelde vraag ontkennend beantwoord en geoordeeld dat de met ingang van 1 september 2009 tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet van rechtswege is geëindigd per 4 januari 2010, maar dat voor de beëindiging van deze arbeidsovereenkomst voorafgaande opzegging door De Waal Autogroep was vereist. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en De Waal Autogroep in de proceskosten veroordeeld. Met haar grieven beoogt De Waal Autogroep het tussen haar en [geïntimeerde] gerezen geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling voor te leggen.
5.3 Deze procedure ziet op het treffen van voorlopige voorzieningen. Het betreft een vordering in kort geding tot betaling van loon. Het hof stelt voorop dat met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in een veroordeling tot betaling van een geldsom, terughoudendheid op zijn plaats is en dienaangaande naar behoren feiten en omstandigheden moeten worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is (vlg. Hoge Raad 22 januari 1982, NJ 1982, 505, Hoge Raad
19 februari 1993, NJ 1995, 704 en Hoge Raad 14 april 2000, NJ 2000, 489). Daarbij zal de rechter niet alleen dienen te onderzoeken of de vordering van eiser voldoende aannemelijk is, maar ook - kort gezegd - of een spoedeisend belang bestaat, terwijl hij bij de afweging van de belangen van partijen mede (als een van de voor toewijsbaarheid in aanmerking te nemen factoren: vgl. Hoge Raad 30 juni 2000, NJ 2001, 389 en HR 14 juni 2002, NJ 2002, 395) het restitutierisico zal hebben te betrekken (Hoge Raad 28 mei 2004, NJ 2004, 602). Gelet op het standpunt van De Waal Autogroep dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen (van rechtswege) per 4 januari 2010 was geëindigd, had [geïntimeerde] een spoedeisend belang bij de in eerste aanleg gevraagde en toegewezen voorzieningen. Een voorziening zoals de onderhavige kan alleen worden gegeven indien voorlopig oordelend met een grote mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de rechter, oordelend ten gronde, de vordering zal toewijzen. Voor nader onderzoek om tot vaststelling van een bepaalde rechtstoestand of feiten of omstandigheden te komen is in een kort geding procedure in beginsel geen plaats. Dat dient te gebeuren in een eventuele bodemprocedure.
5.4 Het hof zal eerst de door [geïntimeerde] in eerste aanleg aangevoerde primaire grondslag van zijn vordering, die de kantonrechter heeft verworpen en die [geïntimeerde] in hoger beroep niet heeft prijsgegeven, bespreken, te weten dat de tussen partijen met ingang van
1 mei 2009 gesloten arbeidsovereenkomst heeft te gelden als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [geïntimeerde] heeft in dit verband een beroep gedaan op de inhoud van een brief van 30 januari 2009 van De Waal Autogroep aan hem. In deze brief is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld:
"(...) Indien (het hof leest:) jou nieuwe dienstbetrekking in de proeftijd zal worden beëindigd zijn wij bereid jou wederom bij De Waal Autogroep in dienst te nemen tegen de voorwaarden zoals die op dit moment gelden. (...)"
5.5 Anders dan [geïntimeerde] heeft aangevoerd, is het hof voorlopig van oordeel dat de tussen partijen met ingang van 1 mei 2009 gesloten arbeidsovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het enkele feit dat in de brief van 30 januari 2009 is opgenomen "Wij zijn bereid jou wederom in dienst te nemen tegen de voorwaarden zoals die op dit moment gelden", is onvoldoende om aan te nemen dat tussen partijen en ondubbelzinnige afspraak is gemaakt, dat wanneer [geïntimeerde] opnieuw in dienst zou treden bij De Waal Autogroep, dit voor onbepaalde tijd zou zijn. Het hof acht aannemelijk dat de in de brief van 30 januari 2009 gebezigde bewoordingen “tegen de voorwaarden zoals die op dit moment gelden” erop duiden dat wanneer [geïntimeerde] opnieuw in dienst zou treden bij De Waal Autogroep, hij hetzelfde salaris zou ontvangen als hij ten tijde van zijn vertrek ontving en dat weer dezelfde secundaire arbeidsvoorwaarden voor hem zouden gelden. In deze brief is niets vermeld met betrekking tot de functie die [geïntimeerde] bij een eventuele herindiensttreding bij De Waal Autogroep zou gaan vervullen. Ook hieruit leidt het hof af dat de in deze brief uitgesproken bereidheid van De Waal Autogroep niet als een (automatische) verplichting voor De Waal Autogroep kan worden beschouwd om [geïntimeerde] met ingang van
1 mei 2009 voor onbepaalde tijd in dienst te nemen.
5.6 Ook indien partijen eind januari 2009 wel zouden hebben beoogd dat wanneer [geïntimeerde] opnieuw bij De Waal Autogroep in dienst zou treden, dit voor onbepaalde tijd zou zijn, acht het hof voorshands aannemelijk dat partijen overleg hebben gevoerd met betrekking tot de in mei 2009 ontstane (nieuwe) situatie en dat dit overleg ertoe heeft geleid dat [geïntimeerde] zonder protest twee keer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met
De Waal Autogroep is aangegaan, eerst voor de periode van 1 mei 2009 tot en met
31 augustus 2009 en vervolgens voor de periode van 1 september 2009 tot het moment dat het pompstation onbemand zou worden. Het hof acht niet van belang dat [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst, die betrekking heeft op de periode van 1 mei 2009 tot en met
31 augustus 2009, op 23 juni 2009 heeft getekend, aangezien gesteld noch gebleken is dat deze arbeidsovereenkomst niet een (juiste) weergave bevat van hetgeen partijen bij de herindiensttreding van [geïntimeerde] bij De Waal Autogroep mondeling zijn overeengekomen. Bij het voorgaande neemt het hof voorts in aanmerking dat [geïntimeerde] niet, althans niet voldoende gemotiveerd, de stellingen van De Waal Autogroep heeft bestreden, dat ten tijde van de herindiensttreding van [geïntimeerde] bij De Waal Autogroep de crisis in de autobranche hoogtij vierde, dat voor [geïntimeerde] bij De Waal Autogroep geen functie in de verkoop aanwezig was, dat [geïntimeerde] te kennen had gegeven dat hij niet per se als verkoper terug hoefde en dat hij plannen had om een eigen bedrijf te beginnen (punt 5 pleitnota De Waal Autogroep in eerste aanleg en punt 3 memorie van grieven). [geïntimeerde] heeft nog aangevoerd dat hij de beide arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd onder druk heeft getekend (punt 13 pleitnotitie [geïntimeerde] in eerste aanleg), maar hij heeft dit verweer niet met (concrete) feiten of omstandigheden onderbouwd, zodat het hof dit verweer verwerpt. Voor het overige heeft [geïntimeerde] geen (concrete) feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan hij niet gebonden zou zijn aan de eerdergenoemde voor bepaalde tijd gesloten arbeidsovereenkomsten.
5.7 Met betrekking tot de beantwoording van de in rechtsoverweging 5.1 omschreven vraag overweegt het hof het volgende.
5.8 Op grond van artikel 7:667 lid 1 BW eindigt een arbeidsovereenkomst van rechtswege, wanneer de tijd is verstreken bij overeenkomst, bij de wet of door het gebruik aangegeven. In artikel 7:667 lid 4 BW is bepaald dat indien een voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst, die anders dan door rechtsgeldige opzegging of door ontbinding door de rechter is geëindigd, éénmaal of meermalen is voortgezet door een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden, in afwijking van lid 1 voor de beëindiging van die laatste arbeidsovereenkomst voorafgaande opzegging nodig is.
5.9 Artikel 7:667 lid 4 BW is een codificatie van het arrest van de Hoge Raad van 4 april 1986, NJ 1987, 678 (Ragetlie/SLM). In dit arrest heeft De Hoge Raad - kort gezegd - beslist dat indien in aansluiting op een met wederzijds goedvinden geëindigde arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, deze arbeidsovereenkomst niet van rechtswege eindigt door het verstrijken van de overeengekomen duur, maar naar analogie van artikel 7A:1639 f lid 3 (oud) BW moet worden opgezegd. Dit is slechts anders indien deze arbeidsovereenkomst (voor bepaalde tijd) niet alleen voor wat betreft de tijdsduur, maar ook voor wat betreft de salaris- en secundaire arbeidsvoorwaarden, te zeer van de vorige arbeidsovereenkomst verschilt zodat geen sprake is van “voortzetting” in de zin van artikel 7A:1639 f lid 3 (oud) BW.
5.10 Bij de invoering van de wet Flexibiliteit en zekerheid (Stb. 1998, 330) is de zogenaamde Ragetlie-regel via de Reparatiewet Flexibiliteit en zekerheid (Stb. 1998, 741) in artikel 7:667 lid 4 en 5 gecodificeerd. Van voortzetting in de zin van artikel 7:667 lid 4 BW is blijkens de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, 1998-1999, 26 257, nr. 3, pagina 4) alleen dan sprake indien de opvolgende arbeidsovereenkomst, anders dan qua rechtskarakter, niet wezenlijk verschilt van de voorafgaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Van voortzetting in de zin van lid 4 is dus geen sprake als de identiteit van beide arbeidsovereenkomsten te zeer van elkaar verschilt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn voor wat betreft de overeengekomen arbeid of de salaris- en andere arbeidsvoorwaarden.
5.11 Gelet op het voorgaande dient beoordeeld te worden of de tussen partijen met ingang van 1 mei 2009 en 1 september 2009 gesloten arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd wezenlijk verschillen van de met ingang van 14 mei 2008 geldende arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zodat geen voorafgaande opzegging voor de beëindiging van de met ingang van 1 september 2009 gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd was vereist.
5.12 De Waal Autogroep heeft onder punt 17 van haar memorie van grieven een overzicht gegeven van de verschillen tussen de functie van junior verkoper en de functie van algemeen medewerker (pompbediende):
a. doel van de functie van junior verkoper is het verkopen van auto’s en het binden van klanten ten aanzien van de verkopen. Doel van de functie van algemeen medewerker is alle werkzaamheden betreffende de gang van zaken rondom het tankstation;
b. voor de functie van junior verkoper geldt als functie-eis minimaal MBO niveau. Voor de functie van algemeen medewerker geldt als functie-eis MAVO/VMBO niveau (Middelbare School);
c. een junior verkoper verricht alle taken verband houdende met de verkoop en levering van de auto's vanuit de showroom, dat wil zeggen van het opmaken van offertes tot en met de daadwerkelijke levering van de auto. Een algemeen medewerker houdt zich bezig met het schoonmaken van het tankstation, het bedienen van klanten, de verkoop van artikelen in de shop en het bedienen van de kassa;
d. een junior verkoper dient te beschikken over persoonlijke vaardigheden, zoals kennis van de autobranche, communicatieve vaardigheden en een commerciële attitude. Een algemeen medewerker dient communicatief vaardig, stressbestendig en ondersteunend te zijn;
e. een junior verkoper geniet een beloning € 1.460,- bruto per maand; voor hem geldt een bonusregeling. Een algemeen medewerker geniet een beloning van € 1.370,- bruto per maand; hij kan geen aanspraak maken op een bonus;
f. [geïntimeerde] heeft zijn werkzaamheden als junior verkoper verricht in Vianen. Als algemeen medewerker was [geïntimeerde] werkzaam in Geldermalsen;
g. een junior verkoper heeft vaste werktijden, met dien verstande dat hij op zaterdag dient te werken in verband met de opening van de showroom. Een algemeen medewerker heeft onregelmatige werktijden (ook regelmatig in de avond en op zondag);
h. als junior verkoper diende [geïntimeerde] te rapporteren aan de vestigingsdirecteur
([X]). Als algemeen medewerker diende [geïntimeerde] te rapporteren aan de werkplaatschef ([Y]).
5.13 [geïntimeerde] heeft niet betwist dat de hiervoor in rechtsoverweging 5.12 vermelde verschillen tussen de functie van junior verkoper en de functie van algemeen medewerker bestaan. Hij heeft slechts als verweer aangevoerd (zie punt 21 memorie van antwoord) dat deze verschillen niet relevant zijn omdat hij niet de functie van pompbediende heeft aangenomen. Het hof verwerpt dit verweer. Vast staat dat in de beide arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd uitdrukkelijk is vermeld dat [geïntimeerde] werkzaam was als algemeen medewerker. Voorts heeft [geïntimeerde] zelf gesteld (zie punt 19 pleitnotitie in eerste aanleg) dat De Waal Autogroep hem vanaf 1 mei 2009 andere - door hem niet nader toegelichte - werkzaamheden heeft opgedragen en heeft hij niet betwist dat hij, zoals De Waal Autogroep onder punt 4 tot en met 6 van haar memorie van grieven heeft aangevoerd, de eerste zes weken opruimwerkzaamheden in het magazijn en in de werkplaats van De Waal Autogroep in Vianen heeft verricht en dat hij vervolgens als pompmedewerker in het tankstation van De Waal Autogroep in Geldermalsen is gaan werken, waar hij - gedurende onregelmatige werktijden - klanten hielp bij het bedienen van de pomp en producten verkocht in de aan het tankstation grenzende winkel. Van belang is dat op de locatie van De Waal Autogroep te Geldermalsen ook een showroom aanwezig was. De Waal Autogroep heeft onbetwist gesteld dat [geïntimeerde] na 1 mei 2009 geen werkzaamheden meer als junior verkoper heeft verricht, noch in Vianen, noch in de showroom in Geldermalsen, terwijl hij deze werkzaamheden na die datum ook niet heeft geclaimd. Dat [geïntimeerde] korte tijd, te weten gedurende enkele weken na zijn herindiensttreding bij De Waal Autogroep, het verkoperstraject (dat door de importeur werd verzorgd) heeft afgerond (zie onder andere punt 6 van zijn pleitnotitie in eerste aanleg) is evenmin van betekenis, aangezien [geïntimeerde] niet heeft toegelicht wat dit inhield, terwijl dit voorts niet opweegt tegen de werkzaamheden welke hij nadien als algemeen medewerker heeft verricht.
5.14 Op grond van de in rechtsoverweging 5.12 en 5.13 geschetste feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de twee arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd wezenlijk verschillen van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De omstandigheid dat [geïntimeerde] gedurende deze dienstverbanden voor bepaalde tijd hetzelfde salaris ontving als tijdens zijn dienstverband voor onbepaalde tijd en dat hij weer de beschikking had over een auto, is onvoldoende zwaarwegend om anders te oordelen. Uit de in rechtsoverweging 5.12 omschreven verschillen tussen de functie van junior verkoper en algemeen medewerker blijkt dat voor beide functies een ander salaris geldt. Het hof acht aannemelijk dat de omstandigheid dat [geïntimeerde] bij zijn herindiensttreding per 1 mei 2009 zijn oude salaris als junior verkoper kreeg uitbetaald en voorts de beschikking kreeg over een auto, voortvloeit uit de inhoud van de brief van 30 januari 2009 van De Waal Autogroep aan [geïntimeerde], zoals hiervoor in rechtsoverweging 5.4 weergegeven.
5.15 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is vooralsnog niet aannemelijk dat in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zal worden dat artikel 7:667 lid 4 BW in dit geval van toepassing is en derhalve voorafgaande opzegging voor de beëindiging van de tussen partijen met ingang van 1 september 2009 gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is vereist. Grief I slaagt, hetgeen meebrengt dat de vorderingen van [geïntimeerde] moeten worden afgewezen. Gelet hierop behoeft grief II, die betrekking heeft op de hoogte van de door de kantonrechter toegewezen wettelijke verhoging, niet meer te worden besproken.
5.16 De slotsom is dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. [geïntimeerde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten in beide instanties worden veroordeeld. Dit betekent dat grief III slaagt.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep in kort geding:
vernietigt het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van de kantonrechter (rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Tiel) van 21 april 2010 en doet opnieuw recht:
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, wat betreft de eerste aanleg tot de bestreden uitspraak aan de zijde van De Waal Autogroep begroot op € 200,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op nihil voor verschotten en wat betreft het hoger beroep tot deze uitspraak aan de zijde van De Waal Autogroep begroot op € 632,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 336,89 voor verschotten (€ 263,- voor griffierecht en € 73,89 voor kosten exploot);
verklaart dit arrest, voor zover het de hierin uitgesproken proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.P. Fokker, I.A. Katz-Soeterboek en E.B. Knottnerus en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2010.