ECLI:NL:GHARN:2010:BN6715

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003895-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en herbeoordeling bewijs in hoger beroep tegen ambtelijk bevel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo, dat op 5 oktober 2009 was gewezen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en heeft opnieuw recht gedaan. De zaak betreft een ambtelijk bevel dat was gegeven door hoofdagent T., die bevoegd was om de verdachte te bevelen afstand te houden op basis van de Algemene Plaatselijk Verordening van de gemeente X. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de bevoegdheid van T. niet op de juiste wettelijke basis was gestoeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan het bevel van T., wat een overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.

De bewezenverklaring steunt op wettige bewijsmiddelen, en het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen omstandigheden zijn gebleken die zijn strafbaarheid uitsluiten. De strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Het openbaar ministerie had ook gevorderd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, en het hof heeft besloten de proeftijd met één jaar te verlengen. De uiteindelijke beslissing van het hof was om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van EUR 250,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003895-09
Uitspraak d.d.: 17 mei 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo van 5 oktober 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 08-710831-08, in de strafzaak tegen
VERDACHTE,
geboren te (geboorteplaats) op (geboortedatum),
wonende te (woonplaats), (adres).
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 mei 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009, te Y, gemeente X,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens
artikel 2:1 lid 2 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente
X, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door
T., die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die
was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van
strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze
ambtenaar hem had bevolen, althans van hem had gevorderd afstand te houden,
geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat hoofdagent van politie T. bevoegd was om van verdachte te bevelen afstand te houden. De betreffende bepaling van de Algemene Plaatselijk Verordening van de gemeente X is een uitvoeringsregeling van artikel 154 van de Gemeentewet en niet van artikel 2 van de Politiewet, zoals door de rechtbank is geoordeeld. Het betreffende artikel van de Gemeentewet vormt derhalve de grondslag voor de bevoegdheid, zodat het bevel krachtens wettelijk voorschrift is gedaan. Ook overigens lijdt de betreffende APV-bepaling niet aan een gebrek.
De stelling van verdachte, dat hij niet heeft gehoord dat hem werd bevolen afstand te houden, acht het hof niet aannemelijk, gelet op het door T. in zijn proces-verbaal van aanhouding gerelateerde.
Nu verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan het door T. gegeven bevel, is er sprake van overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2009, te Y, gemeente X,
opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens
artikel 2:1 lid 2 van de Algemene Plaatselijk Verordening gemeente
X, gedaan door T., die was belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze ambtenaar hem had bevolen, afstand te houden, geen gevolg gegeven aan dit bevel.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk niet voldoen aan een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kinderrechter te Almelo van 15 april 2009 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar moeten worden verlengd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14f, 14h, 14i, 14j, 23, 24, 24c en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen hechtenis.
Tenuitvoerlegging
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de kinderrechter te Almelo van 15 april 2009 met een termijn van 1 (een) jaar.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr A. van Waarden en mr P.H.A.J. Cremers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr H.J. Jansen, griffier,
en op 17 mei 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr P.H.A.J. Cremers is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.