ECLI:NL:GHARN:2010:BN6322

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002330-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1976 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen een persoon op 28 januari 2008 in de gemeente [gemeente]. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, en dit vonnis werd in hoger beroep bevestigd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde zou bewezen verklaren en de verdachte zou veroordelen tot dezelfde straf, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen het slachtoffer, [benadeelde]. Dit geweld bestond uit het vastpakken van het slachtoffer, het meermalen slaan in het gezicht en het hoofd, en het gooien van glazen naar het slachtoffer. Het hof heeft het verweer van de verdediging, dat sprake was van noodweer, verworpen, omdat niet aannemelijk was dat er een wederrechtelijke aanranding had plaatsgevonden.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de recidive van de verdachte. De verdachte had eerder geweldsmisdrijven gepleegd en toonde geen oprechte spijt voor zijn daden. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. Tevens is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde geldboete. Het hof heeft de gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met de bepaling dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002330-08 en 24-002207-05 (tul)
Parketnummer eerste aanleg: 07-400024-08
Arrest van 8 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank [gemeente]-Lelystad van 9 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, aan verdachte een maatregel opgelegd en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het primair ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze goederen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De advocaat-generaal heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 400,00. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten [pleegplaats], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit:
- het vastpakken van die [benadeelde] aan/bij diens kleding en/of (vervolgens)
- het één of meermalen krachtig slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of op/tegen het hoofd van die [benadeelde] en/of (vervolgens)
- het één of meermalen krachtig met voorwerpen slaan op het hoofd van die [benadeelde] en/of (vervolgens)
- het één of meermalen schoppen/trappen op/tegen het lichaam van die [benadeelde] en/of (vervolgens)
- het gooien met glazen naar en/of in de richting van die [benadeelde];
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2008 in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) één of meermalen krachtig in/tegen het gezicht en/of al dan niet met (een) voorwerp(en) op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens) één of meermalen op/tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
primair:
hij op 28 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten [pleegplaats], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit:
- het vastpakken van die [benadeelde] aan diens kleding en
- het meermalen krachtig slaan in het gezicht en tegen het hoofd van die [benadeelde] en
- het krachtig met voorwerpen slaan op het hoofd van die [benadeelde]
- het gooien met glazen naar die [benadeelde].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
De raadsman heeft een beroep gedaan op noodweer en daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door het slachtoffer, in die zin dat het slachtoffer de verdachte -alvorens de laatste op enigerlei wijze geweld jegens het slachtoffer had uitgeoefend - in het gezicht dan wel de mond had gespuugd. Dit verweer wordt verworpen nu naar het oordeel van het hof niet aannemelijk is geworden dat zodanige aanranding heeft plaatsgevonden.
Het hof hecht geen waarde aan de verklaring van verdachte op dit punt, nu hij in zijn eerste verhoor daarover niet heeft gesproken en nadien wisselend heeft verklaard over het spugen (in zijn mond dan wel op zijn rechterwang). Dat een getuige, nadat verdachte bij de politie voor het eerst heeft verklaard over het spugen, heeft bevestigd dat aangever zou hebben gespuugd, maakt zulks niet anders.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich tezamen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Daarbij is - na een woordenwisseling tussen verdachte en de barman over de hoeveelheid Beerenburg in een mix-drankje - de barman fors mishandeld. Het slachtoffer heeft zich door deze vechtpartij onder behandeling van een arts moeten stellen. Uit de geneeskundige verklaring van de forensisch geneeskundige blijkt dat het herstel van het slachtoffer naar schatting vele maanden zal duren. Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn mededader(s) een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij de toeschouwers die hier getuige van zijn geweest.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 21 mei 2010 waaruit blijkt dat verdachte bij herhaling eerder is veroordeeld wegens geweldsmisdrijven.
De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting bij het hof niet de indruk weten te wekken ook maar enigszins begaan te zijn met het slachtoffer. Van oprechte spijt jegens het slachtoffer is niet gebleken. Deze houding onderstreept het belang om verdachte nog eens duidelijk te maken dat zijn gewelddadig optreden op 28 januari 2008 volstrekt onaanvaardbaar was. Een mildere bestraffing ligt dan niet in de rede.
Hoewel verdachte heeft aangegeven dat hij gezien zijn persoonlijke situatie - een eigen bedrijf en de verantwoordelijkheid voor zijn gezin - liever geen gevangenisstraf zou ondergaan, is het hof, gelet op de ernst van het feit en de recidive van verdachte van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde en door de rechter in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Beslag
Nu met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten een gouden zegelring en een witte pet, geen persoon als rechthebbende kan worden aangewezen, zal het hof met betrekking tot deze voorwerpen de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hof terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar eerste vordering in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze vordering worden toegewezen in voege als na te melden. Het hof zal de vordering tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, van 6 februari 2006, is verdachte veroordeeld tot een geldboete van vierhonderd euro voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren. Voormeld arrest is op 21 februari 2006 onherroepelijk geworden. De proeftijd is ingegaan op 21 februari 2006. De officier van justitie heeft op 4 april 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde geldboete.
Nu gebleken is dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslaggenomen goederen, te weten een gouden zegelring en een witte pet;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [gemeente], tot een bedrag van duizend honderdachtenzeventig euro en vijfenzestig eurocent, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend honderachtenzeventig euro en vijfenzestig eurocent, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2008 tot aan de dag der algehele voldoening ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], wonende te [gemeente];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van 21 dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij arrest van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden van 6 februari 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een geldboete van vierhonderd euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 8 dagen zal worden toegepast;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.