ECLI:NL:GHARN:2010:BN5777

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002470-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Algehele vrijspraak in hoger beroep wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 september 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor een misdrijf, maar heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd, waarbij ook het onderzoek in eerste aanleg is meegenomen.

De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de verdachte vrijgesproken zou worden van de tenlastegelegde feiten en dat de benadeelde partij, [benadeelde], niet-ontvankelijk zou worden verklaard in zijn vordering. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en geconcludeerd dat er geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig was om de verdachte te veroordelen. Hierdoor heeft het hof het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken.

De benadeelde partij had zich in eerste aanleg gevoegd in het geding, maar zijn vordering was niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de voeging van de benadeelde partij in hoger beroep voortduurt, maar gezien de vrijspraak van de verdachte, is de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard. De kosten van het geding zijn op nihil begroot, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte is opgelegd.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafproces. Het hof heeft recht gedaan op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de belangen van zowel de verdachte als de benadeelde partij in overweging zijn genomen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002470-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-614045-09
Arrest van 1 september 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 24 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr G.J. Baken, advocaat te Emmeloord.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde en voorts dat het hof de benadeelde partij [benadeelde] niet- ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 09 december 2008 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [benadeelde]) letsel en/of schade was toegebracht.
Vrijspraak
Het hof is - met de advocaat-generaal en de raadsman - van oordeel dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt.
Het hof acht derhalve niet bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij zich in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J.H. Bosch, in tegenwoordigheid van A.L.H. Wilkens als griffier.