Parketnummer: 21-001509-09
Uitspraak d.d.: 10 augustus 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zutphen van 8 april 2009 in de strafzaak tegen
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 juli 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr C.W.J. Faber, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring komt.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 06 februari 2009 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Volvo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Subsidiair
hij op of omstreeks 06 februari 2009 in de gemeente Zutphen en/of op of omstreeks 8 februari 2009 in Tilburg, in elk geval in Nederland, een personenauto (Volvo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen dan wel uit winstbejag voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen dan wel voorhanden hebben van deze auto wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte niet voor diefstal kan worden veroordeeld, nu daarvoor het wettig bewijs ontbreekt. De verdediging stelt zich tevens op het standpunt dat verdachte niet voor heling kan worden veroordeeld, nu ook daarvoor het wettig bewijs ontbreekt en voorts omdat het aannemelijk is dat verdachte de dief is. Nu niet bewezen kan worden dat verdachte de heler of de steler van de auto is geweest, dient een integrale vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Dat verdachte de auto in kwestie heeft gestolen, zoals door de raadsman is betoogd, is niet aannemelijk geworden mede gelet op de verklaring van verdachte zelf tegenover de politie dat hij op het tijdstip van de diefstal niet in Zutphen kan zijn geweest.
Op 8 februari 2009 geeft de politie in Tilburg de bestuurder van de auto in kwestie een stopteken. De bestuurder geeft geen gevolg aan dit stopteken van de politie maar gaat er met hoge snelheid vandoor, wordt door de politie achtervolgd en rent uiteindelijk bij de auto weg en wil zich vervolgens in de bosjes verstoppen. Uit het door verbalisanten [1], [2], [3], [4] en [5] opgemaakte proces-verbaal van bevindingen staat vast dat zich in de auto slechts één persoon bevond. Die persoon droeg een muts. Bij zijn aanhouding had verdachte een muts in zijn hand die door verbalisant [4] is herkend als de muts die de bestuurder van de auto ophad. Het hof hecht op grond van het voorgaande geen geloof aan de verklaring van verdachte tegenover de politie dat hij als passagier in de auto zat en dat een ander heeft gereden. Het is verdachte die heeft gereden. Dat verdachte schrok omdat de door hem opgevoerde bestuurder schrok en wegrende acht het hof (dus) ook niet geloofwaardig. Uit de hiervoor aangegeven gedragingen van verdachte direct voorafgaande aan zijn aanhouding leidt het hof af dat de verdachte wist dat de in zijn bezit zijnde auto door misdrijf was verkregen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 06 februari 2009 in de gemeente Zutphen en/of op of omstreeks 8 februari 2009 in Tilburg, in elk geval in Nederland, een personenauto (Volvo) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen dan wel uit winstbejag voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen dan wel voorhanden hebben van deze auto wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ten nadele van verdachte overweegt het hof dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie al diverse keren is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten tot onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een vermogensdelict te plegen.
Het hof heeft ten voordele van verdachte meegenomen dat na onderhavig feit geen nieuwe strafbare feiten zijn gepleegd.
Het hof is om vorenstaande redenen van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, beide van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat bij de uitvoering van de taakstraf 4 (vier) uren in mindering worden gebracht wegens de tijd door verdachte in verzekering doorgebracht, te weten totaal 2 (twee) dagen.
Aldus gewezen door
mr R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr A. van Waarden en mr W.R. Rosingh, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L. Gereke, griffier,
en op 10 augustus 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.