Parketnummer: 24-000888-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-614494-09
Arrest van 25 augustus 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 maart 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.C. Scherpenhuysen, advocaat te Dronten.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 50 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen en voorschriften van Bureau Jeugdzorg. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] hoofdelijk zal toewijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, en dat het hof de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 2] hoofdelijk tot een bedrag van € 605,51 zal toewijzen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 oktober 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Yamaha Aerox) en/of een helm (merk Shiro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op enig tijdstip in de periode vanaf 18 oktober 2009 tot en met 25 oktober 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk een helm (merk Bieffe Classic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 oktober 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Yamaha Aerox) en een helm (merk Shiro), toebehorende aan [benadeelde 2];
2.
hij in de periode vanaf 18 oktober 2009 tot en met 25 oktober 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk een helm (merk Bieffe Classic), toebehorende aan [benadeelde 1], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten. Zo heeft verdachte zich op 18 oktober 2009 schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging door met twee anderen een bromfiets te stelen die toebehoorde aan [benadeelde 2]. Uit de omstandigheid dat zij deze bromfiets hebben gestolen met het doel deze door te verkopen, blijkt dat verdachte en zijn medeverdachten slechts uit waren op persoonlijk financieel gewin. Door aldus te handelen hebben zij inbreuk gemaakt op de eigendoms-rechten van [benadeelde 2]. Kort daarna heeft verdachte zich voorts schuldig gemaakt aan verduistering van een helm die hij had gevonden. In plaats dat verdachte deze vondst bij de autoriteiten heeft gemeld zodat zij de helm aan de rechtmatige eigenaar konden doen toekomen, heeft hij zich deze helm toegeëigend. Door zo te handelen heeft verdachte (wederom) geen blijk gegeven van respect voor de eigendomsrechten van een ander.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 26 mei 2010, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Daarnaast houdt het hof rekening met een omtrent verdachte uitgebrachte rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 10 december 2009, waaruit blijkt dat verdachte een impulsieve jongen is, die bovendien erg beïnvloedbaar is. De diefstal van de scooter, ingegeven door de behoefte aan (extra) geld, was ook een dergelijke impulsieve daad. De rapporteur acht de kans op recidive aanwezig. Wat de thuis- en schoolsituatie betreft doen zich geen problemen voor.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof oplegging van een werkstraf van na te melden omvang passend en geboden, doch het hof zal een gedeelte hiervan in voorwaardelijke vorm opleggen, met een proeftijd van 2 jaar. Deze voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) feiten. Het hof acht het - anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal - niet noodzakelijk dat hierbij een bijzondere voorwaarde wordt opgelegd.
[benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen, deels niet-ontvankelijk is verklaard, en dat de gevorderde wettelijke rente niet is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als direct gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. Het hof acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag van € 116,26 te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit:
- de kosten voor het geforceerde contactslot ad. € 69,95;
- de kosten voor gedane arbeid met betrekking tot dit contactslot ad. € 30,05, en
- de kosten voor het doen van aangifte en het ophalen van de brommer ad. €16,26,
één en ander in dier voege dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de kosten voor vervangend vervoer, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Ter zake de overige gevorderde schade kan het hof niet vaststellen of deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gezien het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering is toegewezen tot een bedrag van € 125,- en dat de gevorderde wettelijke rente niet is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Dit brengt met zich dat de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep slechts voortduurt voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als direct gevolg van het onder 2. ten laste gelegde schade heeft geleden. Deze schade is van de zijde van de verdediging niet betwist. Het hof zal de vordering dan ook toewijzen.
Gelet op het bovenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemde slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten zijn toegebracht en het belang van de slachtoffers ermee is gediend, zal het hof voormelde bedragen tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat indien dit bedrag, wat het onder 1. bewezen verklaarde feit betreft, door één of meer mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vijftig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de hiervoor vermelde taakstraf bestaande uit werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, geheel in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren onbetaalde arbeid per dag in verzekering doorgebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdzestien euro en zesentwintig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2009 tot aan de dag van algehele voldoening;
bepaalt dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
veroordeelt verdachte in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdzestien euro en zesentwintig cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 oktober 2009 tot aan de dag van algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdvijfentwintig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdvijfentwintig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te
[woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.H. Bosch, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman als griffier.