ECLI:NL:GHARN:2010:BN4188

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000454-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens voldoende gelegenheid tot vaststelling identiteit na aanrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, destijds 15 jaar oud, was betrokken bij een verkeersongeval op 6 juni 2009, waarbij hij als bestuurder van een bromfiets een overstekende vrouw aanreed. Na de aanrijding heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten, maar het hof oordeelde dat hij voldoende gelegenheid heeft geboden voor het vaststellen van zijn identiteit en die van het motorrijtuig. Dit leidde tot het ontslag van alle rechtsvervolging voor de overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat de wettelijke strafuitsluitingsgrond van toepassing was. De verdachte werd echter wel veroordeeld tot een geldboete voor het rijden zonder brommerrijbewijs. De advocaat-generaal had een hogere boete gevorderd, maar het hof besloot tot een lagere boete, mede omdat de verdachte inmiddels over een brommer-rijbewijs beschikte. Het hof heeft de relevante wetsartikelen in acht genomen en de beslissing genomen op basis van de aard en ernst van de feiten, alsook de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000454-10
Parketnummer eerste aanleg: 07-430149-09
Arrest van 17 augustus 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 februari 2010 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Jansma, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf en een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een geldboete van € 300,-, subsidiair zes dagen vervangende jeugddetentie.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 06 juni 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op of omstreeks 06 juni 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig te weten een bromfiets (merk: Peugeot Fight, kenteken [kenteken]) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 06 juni 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval op de [straat], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander, te weten [slachtoffer], letsel en/of schade was toegebracht;
2.
hij op 06 juni 2009 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een motorrijtuig te weten een bromfiets (kenteken [kenteken]) heeft gereden op de weg, de [straat], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1.
overtreding van artikel 7, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994;
en de overtreding:
2.
overtreding van artikel 107, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van het onder 1 ten laste gelegde
Het hof heeft als bewezen aangenomen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten. Dit is strafbaar gesteld in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt echter dat overtreding van het in het eerste lid gegeven verbod niet strafbaar is, indien de bij het ongeval betrokken persoon op de plaats van het ongeval behoorlijk de gelegenheid heeft geboden tot vaststelling van zijn identiteit alsmede die van zijn motorvoertuig. Verdachte diende zich derhalve ter plaatse daartoe beschikbaar te houden, totdat hij ervan uit kon en mocht gaan dat zijn gegevens naar behoren waren vastgelegd.
Uit het dossier en hetgeen daaromtrent ter terechtzitting naar voren is gekomen, acht het hof de navolgende gang van zaken aannemelijk geworden.
Verdachte reed op een snorfiets, een vriend (hierna te noemen: [vriend]) zat bij hem achterop. De snorfiets was eigendom van de vader van [vriend]. Op een kruispunt reed verdachte een overstekende vrouw aan. De (oudere) vrouw kwam daarbij ten val. Verdachte heeft daarop de snorfiets tot stilstand gebracht en geparkeerd aan de kant van de weg. Hij verklaarde hevig geschrokken te zijn en niet goed te weten hoe te handelen. Terwijl verdachte in contact trad met omstanders, bood [vriend] de vrouw hulp en sprak met anderen. Hij heeft ervoor gezorgd dat zij de beschikking kreeg over het kenteken van de snorfiets en het 06-nummer van verdachte dat in zijn, [vriend], mobiele telefoon was opgeslagen. Verdachte heeft verklaard dat hij en [vriend] ongeveer een kwartier op de plaats van het ongeval zijn gebleven en dat door de omstanders op een gegeven moment werd gezegd dat zij wel konden vertrekken. Het door [vriend] doorgegeven telefoonnummer van verdachte bleek later onjuist te zijn, althans niet meer bij verdachte in gebruik. Het kenteken van de snorfiets was echter correct, waardoor het contact met [vriend] en verdachte toch tot stand kwam.
Het hof is van oordeel dat, gezien de hiervoor geschetste gang van zaken, voor het slachtoffer of degene die haar vergezelde voldoende gelegenheid tot vaststelling van de identiteit van het motorrijtuig en de bestuurder heeft bestaan. Immers, verdachte is na de aanrijding gestopt en heeft (ruim) gelegenheid gegeven tot het doorgeven van het kenteken van het betrokken motorvoertuig alsmede van zijn telefoonnummer. Dat niet verdachte maar [vriend] daaraan actief invulling heeft gegeven, doet niet af aan de bedoeling van de wetgever, inhoudende dat na een aanrijding de daarbij betrokkenen in staat worden gesteld de veroorzaker aansprakelijk te kunnen stellen voor geleden schade.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de wettelijke strafuitsluitingsgrond, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, van toepassing, zodat verdachte ten aanzien van dat feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van verdachte ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde acht het hof verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het onder 2 bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte, destijds vijftien jaar oud, heeft op een bromfiets/snorfiets gereden, zonder te beschikken over het daarvoor vereiste rijbewijs. Hij heeft zich daarmee niet gehouden aan de rijbewijsplicht en reeds hierdoor indirect de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 26 mei 2010, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor strafbare feiten van diverse aard en dat verdachte, na de pleegdatum van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde, opnieuw is aangehouden voor het zonder rijbewijs rijden op een brommer.
Niettemin is het hof van oordeel dat volstaan kan worden met een boete van na te melden hoogte, mede gelet op het feit dat verdachte thans beschikt over een brommer-rijbewijs en de kans op recidive in elk geval op dit punt in beginsel is komen te vervallen. Dat het door het hof op te leggen boetebedrag eenderde bedraagt van hetgeen is gevorderd door de advocaat-generaal, is gelegen in het feit dat de advocaat-generaal bij haar vordering is uitgegaan van een strafbaarstelling van zowel een misdrijf als een overtreding en het hof het bedrag baseert op enkel de (strafbare) overtreding.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77a, 77g en 77l van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld onder 1 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
ontslaat verdachte ten aanzien van feit 1 van alle rechtsvervolging, omdat het aldaar bewezen verklaarde geen strafbaar feit oplevert;
verklaart het verdachte onder 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] voor feit 2 tot een geldboete van honderd euro;
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.