ECLI:NL:GHARN:2010:BN3636

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002549-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van minderjarige verdachte wegens gebrek aan bewijs in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 augustus 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft een minderjarige verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen meerdere voertuigen en een rozenboog op 7 juni 2009. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de verklaringen van de getuigen, [getuige 1] en [getuige 2], beoordeeld. Het hof kwam tot de conclusie dat deze verklaringen niet betrouwbaar waren, aangezien de getuigen ten tijde van de gebeurtenissen onder invloed van alcohol waren. Hierdoor ontbrak het hof aan voldoende bewijs om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De verdachte heeft steeds ontkend enige betrokkenheid te hebben gehad bij de vernielingen.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vrijspraak van de verdachte betekent dat er geen basis is voor schadevergoeding. Het hof heeft bepaald dat de kosten van het geding voor beide partijen komen te vervallen, aangezien er geen schadevergoeding is toegewezen.

Deze uitspraak benadrukt het belang van betrouwbare getuigenverklaringen en de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken, vooral wanneer het gaat om minderjarigen. Het hof heeft met deze beslissing recht gedaan aan de verdachte, die niet bewezen kon worden dat zij betrokken was bij de gepleegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002991-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-430086-09
Arrest van 3 augustus 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. M.C. Janus-Maaskant, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van twintig uren, subsidiair tien dagen jeugddetentie. Voorts heeft zij gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2], [benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 5] hoofdelijk dienen te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde 6] ten bedrage van € 75 hoofdelijk dient te worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, en dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 7] en [benadeelde 8] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - ten laste gelegd, dat:
3.
zij op of omstreeks 07 juni 2009 te[plaats], althans in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan (de) openbare weg(en), [straat] en/of het [straat] en/of de [straat] en/of de [straat] en/of de [straat] en/of de [straat], in elk geval op of aan (een) openbare weg(en), openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen één of meer auto's en/of een rozenboog, welk geweld bestond uit
- het trappen en/of schoppen en/of slaan en/of duwen en/of trekken tegen/aan (??n of meer spiegels en/of bumpers en/of andere delen) van die één of meer auto's en/of
- het bekrassen van die één of meer auto's en/of
- het lopen en/of springen over/op één of meer van die auto's en/of
- het omver duwen en/of trekken, althans vernielen van die rozenboog,
waarbij zij, verdachte, opzettelijk die één of meer auto's heeft vernield.
Vrijspraak
Het hof heeft niet de overtuiging bekomen dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] over verdachtes aandeel in de vernielingen betrouwbaar zijn. Beiden verklaren niet consistent en waren ten tijde van het plegen van de diverse vernielingen (sterk) onder invloed van alcoholische drank, hetgeen hun waarnemingen qua betrouwbaarheid nadelig kan hebben beïnvloed. Daarmee kunnen beide verklaringen niet als wettig bewijs dienen. Daar staat tegenover dat verdachte consequent heeft ontkend enig aandeel in de gepleegde vernielingen te hebben gehad. Enig ander betrouwbaar bewijsmiddel waaruit verdachte haar aandeel in het ten laste gelegde kan blijken ontbreekt. Het hof acht derhalve niet bewezen hetgeen onder drie aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partijen
Stichting Scouting De Veste en L.M. Kuttschreutter zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd, dat deze benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat deze benadeelde partijen zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw hebben gevoegd. Derhalve duren de voegingen ter zake van de in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep niet voort en kan het hof niet op die vorderingen beslissen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat de benadeelde partijen
[benadeelde 7], [benadeelde 3] en [benadeelde 8] zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd, dat de vorderingen van deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn verklaard en dat de benadeelde partijen zich binnen de grenzen van hun eerste vorderingen in het geding in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd. Derhalve duren de voegingen ter zake van de in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is tevens gebleken dat de benadeelde partijen
[benadeelde 2], [benadeelde 4], [benadeelde 5] en [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd, dat de vorderingen van deze benadeelde partijen in eerste aanleg zijn toegewezen. Derhalve duren de voegingen ter zake van de in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 6] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen en dat [benadeelde 6] zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in hoger beroep voort.
De benadeelde partijen waarvan de voegingen in hoger beroep voortduren -
[benadeelde 7], [benadeelde 3], [benadeelde 8], [benadeelde 2], [benadeelde 4], [benadeelde 5],
[benadeelde 1] en [benadeelde 6] - dienen in verband met de vrijspraak van verdachte niet ontvankelijk te worden verklaard in hun respectievelijke vorderingen. Het hof bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte elk de eigen kosten zullen dragen van dit geding.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in haar hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, voor zover dat aan hoger beroep is onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 7], [benadeelde 3], [benadeelde 8],
[benadeelde 2], [benadeelde 4], [benadeelde 5], [benadeelde 1] en [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt de benadeelde partijen en de verdachte elk in de eigen kosten van het geding, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van S. van Krugten als griffier, zijnde mr. A.J. Rietveld buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.