uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de Inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem van 16 maart 2009, nummer AWB 08/401, in het geding tussen
X te Z (Cyprus) (hierna: belanghebbende)
en
de Inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2002 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Daarbij is bij beschikking € 23.540 heffingsrente in rekening gebracht en bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 2.377.
1.2. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
1.3. Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd en de navorderingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd.
1.4. Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 22 april 2009 ter griffie ingekomen en is aangevuld bij brief met bijlagen van 23 april 2009.
1.5. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. De Inspecteur heeft bij brief van 25 juni 2009 nadere stukken ingediend.
1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2010 te Arnhem. Belanghebbende alsmede de Inspecteur zijn daar verschenen. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft gesteld dat de bijlagen bij de pleitnota van belanghebbende nieuwe gegevens bevatten, waarop hij zonder nadere voorbereiding niet kan reageren. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende dreef in het onderhavige jaar in de vorm van een eenmanszaak een onderneming, inhoudende de exploitatie van een sekswinkel en een privé club aan de a straat 1 te Q en de exploitatie van een sekswinkel aan de b-straat 2 te Q.
2.2. Belanghebbende kocht het hiervoor vermelde pand aan de a-straat (hierna: het pand) in 1978 voor ƒ 190.000. Het pand is een niet splitsbaar woonwinkelpand.
2.3. Ten tijde van de aankoop was het pand verhuurd aan een derde. Van 1982 tot medio 1986 heeft belanghebbende het pand verhuurd aan een nieuwe huurder. Omdat de laatste huurder niet aan zijn verplichtingen voldeed, heeft belanghebbende in 1986 het pand zelf in gebruik genomen en werden de activiteiten (sekswinkel en privé club) voortaan voor zijn rekening uitgeoefend.
2.4. Belanghebbende heeft van 21 augustus 1987 tot 11 januari 1988 een gedeelte van de bovenverdieping van het pand als woning gebruikt. Belanghebbendes zoon heeft dezelfde ruimte van 31 januari 1996 tot 31 december 1997 bewoond.
2.5. Op 1 februari 2001 heeft belanghebbende het in het pand uitgeoefende gedeelte van zijn onderneming overgedragen aan zijn zoon AX. De inventaris en de voorraad van het pand zijn overgedragen aan de zoon voor een bedrag van € 22.689. Sindsdien verhuurt belanghebbende het pand aan zijn zoon. Aanvankelijk was een huurprijs van ƒ 100.000 per jaar overeengekomen. Per 1 oktober 2001 is de huurprijs verlaagd naar ƒ 80.000 per jaar.
2.6. Belanghebbende heeft het pand vanaf de aankoop in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting steeds tot zijn privé-vermogen gerekend. De Inspecteur heeft deze etikettering voor het eerst bij de behandeling van de aangifte over het jaar 2002 ter discussie gesteld.
2.7. In het jaar 2001 is namens de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Het onderzoek betreft de jaren 1997 tot en met 1999. Op 30 november 2001 wordt door de controlerend ambtenaren een (eerste) verslag van hun bevindingen uitgebracht. Op de eerste bladzijde van dit verslag is “concept” vermeld. In dit conceptrapport is onder andere het volgende opgenomen:
“ 2.1 Rechtsvorm onderneming
De onderneming wordt gedreven in de vorm van een eenmanszaak en is gevestigd op het adres a-straat 1 te Q. Tot eind 1999 werd in Q ook gebruik gemaakt van het pand c-straat 3 waarin de club A was gevestigd. Tevens had de onderneming tot eind 1999 een vestiging op het adres d-straat 4 te P. Vanaf februari 2000 exploiteert belastingplichtige eveneens de seksshop op het adres b-straat te Q. Op 1 februari 2001 heeft belastingplichtige zijn bedrijf aan de a-straat 1 te Q overgedragen aan zijn zoon de heer AX.
2.2. Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een sexwinkel en een priveclub beide gevestigd te Q, a-straat 1 alsmede de exploitatie van een handel in decoratieartikelen welke gevestigd is te P en handelt onder de naam “B”. Het betreft een handels- en dienstverlenende onderneming.
De exploitatie van de sexwinkel kan men onderverdelen in:
- De in- en verkoop van diverse lectuur, hulpmiddelen, lingerie, video's, DVD's en CD-roms.
- De verhuur van films, video's enz. intern. (Hierbij gaat de klant naar een kamertje waar de door hem uitgekozen film wordt vertoond).
- De verhuur van video's, CD roms en DVD's extern. (Hierbij neemt de klant de uitgekozen film mee naar huis)
- Exploitatie van een gokautomaat
- Escort en relaxmogelijkheden
De exploitatie van de club (A) kan men onderverdelen in:
- De in- en verkoop van dranken
- Exploitatie van een gokautomaat
- Escort en relaxmogelijkheden.
Tijdens het onderzoek waren er bij het bedrijf 5 personen in loondienst werkzaam. Het aantal gastdames is sterk afhankelijk van het aanbod. Belastingplichtige heeft hier weinig grip op. De gastdames werken binnen het bedrijf als zelfstandige.
Het bedrijf in Q (a-straat 1) heeft de beschikking over de navolgende ruimtes:
- Vier relaxkamers
- Één kamer voor het bekijken van films en/of video's
- Winkel
- Bar
- Keuken.
In het pand aan de c-straat had het bedrijf de beschikking over 4 relaxkamers. (…)
3. Fiscale balans (activa)
Geen opmerkingen
4. Fiscale balans (passiva)
(…)
7.4 Afschrijving onroerend goed.
In 1999 wordt f 10625,- op het inkomen in mindering gebracht in verband met afschrijving verhuurd onroerend goed.
Dit bedrag is als volgt te splitsen:
- Afschrijving c-straat 3 (…)
- Afschrijving a-straat1 (…)
Bij de berekening van deze afschrijvingen is geen rekening gehouden met een restwaarde en de waarde van de ondergrond. Deze afschrijvingen dienen echter te worden geweigerd op grond van het feit dat de panden intussen een hogere waarde bezitten dan de vermelde waarden bij de afschrijvingsberekening. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat het pand c-straat 4 in december 1999 is verkocht voor f 355.000,- en het pand a-straat 1 met ingang van 1 februari 2001 wordt verhuurd voor f 100.000,- per jaar. ”
In onderdeel 8 van het rapport wordt een overzicht gegeven voor de vermogensbelasting. Het pand a-straat 1 te Q is in dit overzicht aan het einde van de jaren 1996 tot en met 1999 telkens als privévermogen opgenomen.
2.8. Naar aanleiding van het eerste controlerapport heeft overleg plaats gevonden tussen belanghebbende en de Inspecteur. Op 19 juli 2002 is een compromis gesloten tussen partijen waarbij de winstcorrecties worden verminderd. Op 22 juli 2002 wordt door de controlerend ambtenaren het definitieve verslag van hun bevindingen uitgebracht. De onderdelen 2.1 (rechtsvorm onderneming), 2.2 (bedrijfsactiviteiten), 3 (fiscale balans (activa)) zijn gelijkluidend aan de overeenkomstige onderdelen van het rapport van 30 november 2001. Onderdeel 7.4 van het rapport van 30 november 2001 (afschrijving onroerend goed) komt niet terug in het rapport van 22 juli 2002. In onderdeel 7 is het gesloten compromis als volgt vastgelegd:
“ 7 Compromis
Gezien de hiervoor opgesomde en geconstateerde administratieve gebreken is tijdens de eindbespreking op vrijdag 19 juli 2002 met belastingplichtige en zijn adviseurs het navolgende compromis overeengekomen, inhoudende;
- De te verrekenen verliezen volgens de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997, 1998 en 1999, respectievelijk f 205457, ,
f 28146,- en -f 50721,- worden teruggebracht tot nihil,
- Deze nog te verrekenen verliezen worden aangemerkt als meer winst- c.q. meer inkomenscorrectie (…). ”
2.9. Met dagtekening 7 oktober 2005 heeft de Inspecteur aan belanghebbende ambtshalve een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 2002 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.000.
2.10. In het jaar 2006 is namens de Inspecteur een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. In het op 6 oktober 2006 uitgebrachte controlerapport is onder andere het volgende opgenomen.
“ 3.1.1 Bedrijfspand
Het pand a-straat 1 is in 1978 gekocht voor f 190.000/€ 86.218. Belastingplichtige heeft het pand tot zijn privé vermogen gerekend. Tijdens een eerdere controle is door de controlerend ambtenaar akkoord gegaan met deze etikettering, wellicht omdat toen sprake was van een woon-winkelpand. Het pand is echter reeds vele jaren uitsluitend dienstbaar aan de onderneming. Ruimten in het pand worden uitsluitend voor zakelijke doeleinden (prostitutie en verkoop sexartikelen) gebruikt en het is algemeen bekend dat een pand dan behoort tot het verplichte ondernemingsvermogen. De hypotheek waarmee het pand is gefinancierd, is wel tot het ondernemingsvermogen gerekend. Onder dergelijke omstandigheden is geen sprake van eerder opgewekt vertrouwen dat in rechte moet worden beschermd. De feiten zijn immers gewijzigd. Bovendien zou continuering van het eerder ingenomen standpunt overduidelijke strijd met de wet inhouden.
Het pand wordt vanaf 1-2-2001, na de gedeeltelijke staking van de onderneming, verhuurd aan AX. De ontvangen huur moet door belastingplichtige als opbrengst voor zijn onderneming worden aangemerkt.
(…)
Op 1-11-2002, het moment van volledig staken van de onderneming, gaat het pand over naar het privé-vermogen van belastingplichtige. ”
2.11. Naar aanleiding van het in het jaar 2006 ingestelde boekenonderzoek heeft de Inspecteur de in geschil zijnde navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2002 opgelegd. Bij de berekening van de belastbare inkomens is de Inspecteur uitgegaan van een door belanghebbende na het opleggen van de aanslag ingezonden inkomensopstelling. Deze navorderingsaanslag is als volgt berekend.
€
Belastbaar inkomen uit werk en woning volgens inkomensopstelling /- 4.278
1. Stakingswinst a-straat 1 286.568
2. Stakingswinst b-straat 2 33.000
3. Stakingsvrijstelling -/- 17.062
4. Huur a-straat 1 als winst aan te merken 31.555
5. Vrijval schulden 46.701
6. Kostencorrecties 24.043
7. Geen zelfstandigenaftrek 6.084
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning 406.611