ECLI:NL:GHARN:2010:BM9986

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002175-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1975, werd beschuldigd van het besturen van een auto terwijl hij onder invloed van alcohol was. Het hof oordeelde dat de verdachte op 24 maart 2006 een voertuig bestuurde met een alcoholgehalte van 245 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 300,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden.

Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De verstekmededeling was pas meer dan drie jaar na de uitspraak van de politierechter aan de verdachte betekend, wat niet in overeenstemming was met de vereisten voor een tijdige procedure. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een geldboete van € 300,00, maar de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid werd niet opgelegd, gezien de geconstateerde schending van de redelijke termijn. Het hof heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de relevante wetsartikelen, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002175-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-605159-06
Arrest van 22 juni 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 augustus 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 maart 2006 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 24 maart 2006 in de gemeente [gemeente] een auto bestuurd, terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde. Het alcoholgehalte van zijn adem bedroeg 245 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte niet alleen zichzelf, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 maart 2010 is gebleken dat verdachte eerder is veroordeeld wegens rijden onder invloed van alcohol. Deze omstandigheid heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de in eerste aanleg opgelegde straf, te weten een geldboete van € 300 alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden, in beginsel een passende bestraffing.
Het hof ziet zich ambtshalve nog gesteld voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu het bewezen verklaarde feit is gepleegd op 24 maart 2006, de politierechter vonnis heeft gewezen op 29 augustus 2006 en de verstekmededeling pas op 21 september 2009 aan verdachte in persoon is betekend.
Het hof zal er rekening mee houden dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, nu - in aanmerking genomen dat destijds geen GBA-adres of woon- of verblijfplaats van verdachte bekend was - de betekening van de verstekmededeling niet binnen één jaar na de uitspraak rechtsgeldig heeft plaatsgevonden door de in artikel 588, eerste lid, onder b sub 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv) voorziene uitreiking aan de griffier en het openbaar ministerie voorts niet de nodige voortvarendheid heeft betracht bij de betekening van de verstekmededeling. Immers, niet gebleken is dat het openbaar ministerie vervolgens ten minste eenmaal per jaar heeft getracht de verstekmededeling alsnog te betekenen, hetzij aan de verdachte in persoon, hetzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 588, tweede of derde lid Sv.
De geconstateerde schending is zodanig dat het hof aanleiding ziet om in plaats van de geldboete en de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid die het hof voornemens was op te leggen, te volstaan met het opleggen van de geldboete.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L.W. van Campen als griffier. Mr. Wiarda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.