ECLI:NL:GHARN:2010:BM9853

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003225-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verduistering en oplichting met betrekking tot brandstof en hotelovernachtingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte was primair ten laste gelegd dat hij in de periode van 27 juli 2007 tot en met 7 september 2007 brandstof ter waarde van € 3.503,36 had getankt bij een servicestation zonder deze te betalen. Subsidiair was hem ten laste gelegd dat hij de brandstof met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening had weggenomen. Het hof oordeelde dat de verdachte, op basis van een schriftelijke overeenkomst met het servicestation, toestemming had om de brandstof te tanken en deze later te betalen. Hierdoor was er geen sprake van wederrechtelijke toeëigening en sprak het hof de verdachte vrij van dit feit.

Daarnaast was de verdachte ook beschuldigd van verduistering van een geldbedrag van € 1.500,00 dat hij van een slachtoffer had ontvangen om een motor voor een speedboot aan te schaffen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich dit bedrag wederrechtelijk had toegeëigend, omdat hij het geld niet had teruggegeven na herhaalde verzoeken. Ook was de verdachte beschuldigd van oplichting door hotelovernachtingen te boeken onder een valse naam en deze niet te betalen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering en oplichting, en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, die ten uitvoer zou worden gelegd in een penitentiaire inrichting. Het hof weigerde de mogelijkheid van elektronisch toezicht, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003225-09
Uitspraak d.d.: 11 juni 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 16 december 2008 in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 mei 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw,
mr E.N. Mulder, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 juli 2007
tot en met 07 september 2007 te [plaats], althans in het arrondissement
[plaats], opzettelijk een of meer hoeveelhe(i)d(en) benzine en/of diesel (met
een totale waarde van 3503,36 Euro), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of Servicestation[naam], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en welke benzine en/of die diesel verdachte bij een voor
zelfbedieningingerichte benzinepompinstallatie, gelegen aan de
[adres] aldaar, had getankt, onder gehoudenheid die benzine te
betalen en welke benzine verdachte aldus en in elk geval anders dan door
misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
1. subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 juli 2007
tot en met 07 september 2007 te [plaats], althans in het arrondissement
[plaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een of meer hoeveelhe(i)d(en) benzine en/of diesel (ter waarde van in totaal
3503,36 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer] en/of Servicestation [naam], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte.
2. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2007
tot en met 06 augustus 2007 te [plaats] en/of te [plaats], althans in
Nederland, opzettelijk 1500 Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag of goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten om hiervan een motor voor die [slachtoffer] te kopen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2. subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 juli 2007
tot en met 06 augustus 2007 te [plaats] en/of te [plaats], althans in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
1500 Euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte.
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2006
tot en met 03 december 2006 te [plaats] en/of [plaats], althans in het arrondissement [plaats], (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of
van een valse hoedanigheid en/of door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en)
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een medewerker van Hotel [naam te plaats] heeft bewogen tot de afgifte
van een sleutel(kaart) van een hotelkamer, in elk geval van enig goed en/of
een medewerker van Hotel [naam te plaats] heeft bewogen tot de afgifte
van een sleutel(kaart) van een hotelkamer, in elk geval van enig goed en/of
een medewerker van Hotel [naam te plaats] heeft bewogen tot de
afgifte van een sleutel(kaart) van een hotelkamer, in elk geval van enig goed
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk
weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als de heer [naam] en/of
- (vervolgens) een hotelkamer geboekt/gereserveerd en/of
- (vervolgens) aangegeven voor de overnachting(en) te zullen betalen en/of
- (meermalen) aangegeven dat hij geld en/of zijn, verdachtes, paspoort zou
gaan halen, waardoor die medewerker(s) van Hotel [naam] en/of Hotel
[naam] en/of Hotel [naam] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat verdachte in het bezit was van een schriftelijke overeenkomst met het Service station [naam te plaats] en dat verdachte derhalve ten tijde van het tenlastegelegde feit schriftelijk toestemming had voor het afnemen van brandstof met een uitgestelde betaling. De raadsvrouw is daarbij van mening dat er sprake is van verduistering noch van diefstal en dat verdachte behoort te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bij de beoordeling van het verweer zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Verdachte is primair tenlastegelegd dat hij
- in de periode van 27 juli 2007 tot en met 7 september 2007 bij Service station [naam] voornoemd brandstof heeft getankt (ter waarde van € 3.503,36) onder gehoudenheid die brandstof te betalen en welke brandstof verdachte aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Verdachte is subsidiair tenlastegelegd dat hij
- in dezelfde periode als voornoemd bedoelde brandstof met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen.
Verdachte heeft blijkens de stukken van de zaak een schriftelijke overeenkomst met Avia Servicestation [naam te plaats] afgesloten op 27 juli 2007 en daarbij volmacht verleend aan dat Service station om na het tanken van brandstof bij dat Service station, het verschuldigde bedrag automatisch van zijn rekening af te schrijven en over te maken naar de bankrekening van het Service station.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat er hier geen sprake is van een wederechtelijk toeëigening van brandstof nu verdachte, blijkens de zich in het strafdossier bevindende schriftelijke overeenkomst tussen Service station [naam] en verdachte, toestemming had brandstof te tanken en deze achteraf te betalen. Dat deze overeenkomst niet rechtsgeldig zou zijn, is het hof niet gebleken. De brandstof is derhalve in zijn eigendom overgegaan. Van wederrechtelijke toeëigening op het moment van tanken of nadien is geen sprake. Dat betaling niet heeft plaatsgevonden doet daar in deze zaak niet aan af.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de brandstof zich wederrechtelijk heeft toegeëigend en derhalve het onder 1 primair en subsidiair
tenlastegelegde heeft begaan zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat voor dit tenlastegelegde feit eveneens geen sprake was van een wederrechtelijke toeëigening nu verdachte het bedrag van € 1.500,00 van [slachtoffer] had gekregen voor de aanschaf van een motor voor een speedboot van die [slachtoffer] en naar zijn zeggen weer teruggegeven heeft toen bleek dat de betreffende motor niet te koop was. Voor dit feit dient eveneens vrijspraak te volgen.
Bij de beoordeling van het verweer zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Uit het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] (onder nummer [..] pagina 11 en verder) opgemaakt op 6 augustus 2007 door E.F.A. Quint, medewerker
service B van politie te [plaats], blijkt dat [slachtoffer] aan verdachte € 1.500,00 heeft meegegeven om voor hem een motor te kopen voor zijn speedboot. Het is verdachte naar zijn zeggen uiteindelijk niet gelukt een geschikte motor te vinden. Verdachte heeft het geldbedrag van € 1.500,00 na herhaalde mondelinge verzoeken en na een aangetekend schriftelijk verzoek van [slachtoffer] niet teruggegeven. Uit het proces-verbaal van bevindingen (onder nummer [..] pagina 19) opgemaakt op 10 april 2008 door F.H. van den Brink, brigadier van politie te [plaats], is gebleken dat verdachte, toen, acht maanden later, het geld nog altijd niet heeft terugbetaald.
Ter zitting van het hof is niet aannemelijk geworden dat verdachte het bedrag van € 1.500,00 na 10 april 2008 terug heeft betaald. Uit deze gang van zaken trekt het hof de conclusie dat verdachte zich het geld wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Het hof verwerpt het verweer.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde aangevoerd -zakelijk weergegeven- dat niet verdachte maar zijn vriendin aansprakelijk is voor de rekeningen van de bedoelde hotels omdat zij de boekingen heeft gedaan. De raadsvrouw heeft het hof primair verzocht de vriendin van verdachte op te roepen en haar als getuige te horen en subsidiair verzocht verdachte eveneens van dit feit vrij te spreken.
Gelet op de verklaring van verdachte acht het hof het horen van de vriendin van verdachte niet noodzakelijk. Het verzoek zal worden afgewezen.
Bij de beoordeling van het verweer zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte (onder nummer [..] pagina 39 en verder), opgemaakt op 22 juni 2007 door W.M. van Manen, hoofdagent van politie te [plaats], blijkt uit hetgeen verdachte heeft verklaard dat hij samen met zijn vriendin een aantal overnachtingen had geboekt in drie verschillende hotels, dat hij wist dat hij de overnachtingen niet kon betalen en dat hij had ingecheckt onder de naam van de man van zijn vriendin.
Het hof ziet geen redenen om aan de betrouwbaarheid van die verklaring van verdachte te twijfelen en verwerpt ook dit verweer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2. primair
hij in de periode van 14 juli 2007 tot en met 06 augustus 2007 te [plaats en/of plaats], opzettelijk 1500 Euro, toebehorende aan [slachtoffer], welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf, te weten om hiervan een motor voor die [slachtoffer] te kopen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
3.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 20 juli 2006
tot en met 03 december 2006 te [plaats en/of plaats], telkens met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam een medewerker van Hotel [naam te plaats] heeft bewogen tot de afgifte
van een sleutelkaart van een hotelkamer, en
een medewerker van Hotel [naam te plaats] heeft bewogen tot de afgifte
van een sleutelkaart van een hotelkamer, en
een medewerker van Hotel [naam te plaats] heeft bewogen tot de
afgifte van een sleutelkaart van een hotelkamer,
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk
weergegeven-
- opzettelijk valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als de heer [naam] en/of
- vervolgens een hotelkamer geboekt/gereserveerd en/of
- vervolgens aangegeven voor de overnachtingen te zullen betalen, waardoor die medewerkers van Hotel [naam] en Hotel [naam] en Hotel [naam] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Verduistering.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan verduistering van een geldbedrag dat hij gekregen had om daarvoor een motor voor een speedboot van het slachtoffer te kopen. Daarnaast heeft verdachte drie hotels opgelicht door daar te overnachten onder en valse naam en voor die overnachtingen achteraf niet te betalen.
Nu het hof tot een andere bewezenverklaring komt, zal het hof een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de advocaat-generaal is geëist. Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat niet kan worden volstaan met een lichtere straf dan een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur. Die straf is passend en geboden.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met het uittreksel Justitiële Documentatie waaruit blijkt dat verdachte vele malen voor misdrijven is veroordeeld.
Het hof merkt in dit verband op het niet gewenst te achten indien verdachte, gelet op de relatief beperkte duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de mogelijkheid van elektronisch toezicht zou worden vergund. Het hof zal daarom bepalen dat de vrijheidsstraf wat het hof betreft ten uitvoer zal worden gelegd in een penitentiaire inrichting.
Een werkstraf zoals verzocht door de raadsvrouw komt, gelet op de ernst van het feit en de recidive van verdachte, niet (meer) in aanmerking.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst af het verzoek tot het horen van de vriendin van verdachte als getuige.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf wat het hof betreft ten uitvoer wordt gelegd in een penitentiaire inrichting.
Aldus gewezen door
mr A. van Waarden, voorzitter,
mr P.A.H. Lemaire en mr A.P. Besier, raadsheren,
in tegenwoordigheid van T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 11 juni 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr A.P. Besier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.