ECLI:NL:GHARN:2010:BM7521

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-003649-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag partner met terbeschikkingstelling en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 juni 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, die op 19 november 2007 zijn partner heeft doodgestoken, heeft hoger beroep ingesteld tegen het eerdere vonnis. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De tenlastelegging omvatte doodslag, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde en heeft vastgesteld dat het subsidiair tenlastegelegde bewezen is. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij zijn partner heeft verwond met een mes, maar heeft aangevoerd dat hij handelde uit noodweerexces. Het hof heeft deze stelling verworpen, omdat de omstandigheden niet aannemelijk zijn gemaakt.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn partner opzettelijk heeft verwond, wat heeft geleid tot haar overlijden. De verdachte heeft zich na de steekpartij ook zelf verwond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, maar het hof heeft, rekening houdend met de ernst van het delict en de omstandigheden, besloten om de verdachte ter beschikking te stellen met verpleging van overheidswege. Dit besluit is genomen op basis van de bevindingen van deskundigen die hebben vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een waanstoornis en dat hij een verhoogd recidivegevaar vormt zonder behandeling. Het hof heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen als belangrijke overwegingen meegenomen in de beslissing om de maatregel van terbeschikkingstelling op te leggen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-003649-08
Uitspraak d.d.: 14 juni 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 9 september 2008 in de strafzaak tegen
[NAAM VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 18 januari 2010 en 31 mei 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr E.G.S. Roethof, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 19 november 2007 te [pleegplaats] opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk die [naam slachtoffer] meermalen met een mes in het lichaam (de borststreek/de longen en een longslagader en het hartzakje en de lever) heeft gestoken, tengevolge waarvan voornoemde persoon is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde:
Doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het navolgende vast komen te staan.
Op 19 november 2007 horen een aantal buurtbewoners van de [straatnaam] in [pleegplaats] omstreeks 04.30 uur gegil.
Naar aanleiding van een melding van een buurtbewoner diezelfde dag om 8.06 uur dat hij een lijk heeft zien liggen met een bebloede arm/hand achter de poort van [adres] komen ambulance en politie ter plaatse. De deur wordt door verdachte, die gewond is, geopend. Ambulancepersoneel stelt vast dat het in de tuin aangetroffen slachtoffer, zijnde [naam slachtoffer], is overleden
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bekend dat hij op 19 november 2007 in [pleegplaats] [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd door meermalen met een mes in haar lichaam te steken.
Over de omstandigheden waaronder dit steken heeft plaatsgevonden heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – onder meer het navolgende verklaard:
[Voornaam slachtoffer] kwam naar beneden. Ik sliep op een matras in de woonkamer. [Voornaam slachtoffer] vertelde over wat er in het verleden was gebeurd. Ik wilde naar haar familie gaan om verhaal te halen. Samen hadden wij verdriet. Zij wilde niet dat ik verhaal ging halen. Zij liep naar de keuken en kwam terug met een mes. Zij liep met het mes naar mij toe. Zij wilde de cd-rom terug die ik had en waar zoveel opstond. [Voornaam slachtoffer] gebruikte GHB. Zij stak de eerste keer in mijn onderbuik. Ik wilde haar omhelzen. Daarna stak zij vier keer om mijn hart heen. Bij de laatste steek zag ik in haar ogen dat ik eraan zou gaan. Uit angst en paniek heb ik het mes van haar afgepakt en haar in de woonkamer gestoken. Ik dacht twee keer. [Voornaam slachtoffer] liep naar buiten tot aan de poort. Ik ben tot de keukendeur gelopen. Ik ben niet naar buiten gegaan. Ik ga ervan uit dat het zo gegaan is als ik zeg.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat:
- de stelling van verdachte dat het slachtoffer onder invloed was van GHB niet is uitgesloten;
- de verklaring van getuige [naam getuige], onder meer inhoudende dat hij verdachte in de tuin heeft gezien, onbetrouwbaar is omdat hij dit niet kon waarnemen en dit ook niet klopt;
- de manier waarop de inbeslaggenomen videobanden en cd-rom, die naar het hof begrijpt meer duidelijkheid zouden kunnen verschaffen omtrent de achtergrond van de steekpartij, zijn onderzocht, onduidelijk is. Deze inbeslaggenomen voorwerpen zijn inmiddels aan de vermeende eigenaar teruggegeven waardoor het feitelijk onmogelijk is de bandopnamen te onderzoeken;
- verdachte gelet op zijn verklaring zich kan beroepen op noodweerexces en ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op verzoek van de verdediging zijn diverse onderzoeken verricht en getuigen gehoord.
GHB
Door het Nederlands Forensisch Instituut is onderzoek verricht naar het bloed van het slachtoffer. De vraagstelling aan het NFI was onder meer:
Zijn er in het lichaamsmateriaal van [naam slachtoffer] drugs en/of geneesmiddelen aantoonbaar?
Door het NFI is uitgebreid verkennend onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van organische stoffen (met name gericht op geneesmiddelen, drugs en bestrijdingsmiddelen) in hartbloed en specifiek onderzoek naar opiaten, cocaïne en omzettingsproducten, amfetamine-achtige stoffen, benzodiazepinen, overige slaapmiddelen, antidepressiva, sterke pijnstillers met opiaatwerking, overige in femoraal bloed.
Als resultaat en conclusie wordt in het rapport weergegeven dat in het bloed van [naam slachtoffer] geen aanwijzingen zijn verkegen voor de aanwezigheid van drugs en/of geneesmiddelen.
Ook overigens is uit het onderzoek ter terechtzitting niet naar voren gekomen dat het slachtoffer GHB zou gebruiken.
De stelling van verdachte dat het slachtoffer onder invloed was van GHB, voor zover die stelling over de beoordeling van deze zaak al van belang zou zijn, acht het hof derhalve niet aannemelijk.
Betrouwbaarheid verklaring [naam getuige]
[Naam getuige] is door de politie en vervolgens op verzoek van de verdediging door de rechter-commissaris gehoord. De getuige is bij de rechter-commissaris bij zijn eerder afgelegde verklaring gebleven.
De verklaring van [naam getuige] wordt - op onderdelen - bevestigd door ander bewijsmateriaal.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is geen enkele omstandigheid naar voren gekomen die de stelling dat de verklaring van [naam getuige] onbetrouwbaar is ondersteunt.
Videoband
Naar aanleiding van de verklaring van verdachte afgelegd tegenover de politie op 27 november 2007 worden er op 30 november 2007 in de woning van verdachte videobanden en een disc inbeslaggenomen.
Deze zijn onderzocht en leverden geen ter zake doende relevante gegevens op.
Op verzoek van de raadsman van verdachte d.d. 28 december 2008 werden verdachte en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld om de door verdachte aangegeven videoband te bekijken. Op 23 april 2009 bekeken verdachte en zijn raadsman bij de rechter-commissaris de videoband. Volgens verdachte was dit niet de videoband waar hij op doelde en was de getoonde videoband niet afkomstig uit zijn woning.
Door de verdediging is voorts niets ondernomen om de videoband waarop verdachte wel zou doelen te (laten) onderzoeken.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat, voor zover de inhoud van de videoband al van invloed zou zijn op het bewezenverklaarde, de verdediging ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om de videobanden te (laten) onderzoeken. Dat de inbeslaggenomen videobanden zijn teruggegeven aan de vermeende eigenaar stond hieraan niet in de weg.
Bloedsporen
Op verzoek van de verdediging is voorts nader onderzoek gedaan naar het bloedsporenpatroon in de woning en in de tuin. Ook is het mes waarmee zou zijn gestoken nader onderzocht. De resultaten van dit onderzoek, verricht door IFS, zijn neergelegd in de rapportage van 12 oktober 2009.
In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er op grond van het onderzoek aan de verwondingen van de verdachte en het slachtoffer, het biologisch sporen- en DNA-onderzoek en de bloedspoorpatroon-analyse steun is voor een scenario, waarbij de gewonde verdachte [naam verdachte] het slachtoffer [naam slachtoffer] steken toebrengt in de omgeving van het tuinhek, alwaar zij dood is aangetroffen, waarna hij tenminste nog één verwonding aan zichzelf toebrengt.
Daarbij komt nog dat in de woning geen sporen van bloed van het slachtoffer zijn aangetroffen.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat vaststaat dat verdachte het slachtoffer in de tuin bij de poort drie maal met een mes heeft gestoken. Het slachtoffer is aan de gevolgen van die verwondingen overleden. Verdachte heeft zich nadien met hetzelfde mes in de buik gestoken.
Noodweerexces
Aan zijn beroep op noodweerexces heeft verdachte een gang van zaken ten grondslag gelegd als hiervoor weergegeven in zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep. Die gang van zaken wordt op wezenlijke onderdelen op een overtuigende wijze weersproken door de hiervoor weergegeven onderzoeksgegevens.
Daarom is de door verdachte geschetste gang van zaken niet aannemelijk geworden en verwerpt het hof zijn beroep op noodweerexces.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zijn vrouw van het leven heeft beroofd. Verdachte heeft door zijn handelen beschikt over het leven, het grootste goed, van een ander. Door zijn vrouw te doden heeft hij zijn kinderen hun moeder ontnomen en onherstelbaar leed berokkend bij de nabestaanden schade .
Ook de rechtsorde is door dit misdrijf ernstig geschokt. Verschillende buurtbewoners zijn, naar achteraf is gebleken, in meer of mindere mate getuige geweest van het doden van [naam slachtoffer].
In beginsel kan hierop niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van lange duur.
Over verdachte is onder andere gerapporteerd door het Pieter Baan Centrum te Utrecht en door A.J. de Groot, klinisch psycholoog en J.M.J.F. Offermans, psychiater.
In hun rapport van 11 januari 2010 kwamen laatstgenoemden tot de volgende bevindingen:
“Diagnostisch is er bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een waanstoornis van het paranoïde type. Voorts is er sprake van misbruik van verschillende middelen zoals cocaïne, alcohol en wiet.
Van bovenstaande waanstoornis was sprake ten tijde van het onderhavige tenlastegelegde. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde wordt betrokkene cognitief vrijwel volledig bezet door zijn waanstoornis. Achterdocht en krenking liggen dan versmolten: vanuit hypersensitieve waarneming duidt hij zaken achterdochtig, waarbij krenking meteen tot woede leidt.
Betrokkene heeft weliswaar de wederrechtelijkheid van het onderhavige tenlastegelegde kunnen inzien, doch is in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest zijn wil in vrijheid – overeenkomstig een dergelijk besef – te bepalen.
Betrokkene kan als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd voor het onderhavige tenlastegelegde, indien bewezen.
Klinisch redenerend is er een substantiële kans dat betrokkene opnieuw komt tot een geweldsdelict, mocht hij zonder behandeling vrij in de maatschappij komen te verblijven. Dit recidivegevaar kan zich reeds binnen korte termijn of zelfs onmiddellijk voordoen. Dit op basis van de dynamiek binnen zijn waanstoornis die nog niet aan kracht heeft ingeboet, maar juist nog verder kristalliseert.
Slechts het kader van de tbs met bevel tot verpleging biedt voldoende veiligheidsborging om de stoornis en de risicofactoren te kunnen bewerken. Dit gezien de ernst van de stoornis, het gebrek aan ziekte-inzicht en behandelmotivatie bij betrokkene en de aard en omvang van het recidivegevaar dat uit zijn pathologie volgt.”
In de kern worden hiermee de eerdere bevindingen van het Pieter Baan Centrum bevestigd.
Het hof neemt de conclusie van voornoemde deskundigen over en maakt die tot de zijne
Het hof acht evenals de deskundigen de kans groot dat verdachte zonder behandeling na afloop van de hem op te leggen gevangenisstraf opnieuw misdrijven zal begaan soortgelijk aan het thans bewezenverklaarde. Het bewezenverklaarde misdrijf is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Naar het oordeel van het hof noopt de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen tot het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege terzake van het bewezenverklaarde misdrijf.
Gelet op het feit dat het bewezenverklaarde verdachte sterk verminderd kan worden toegerekend is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van drie jaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr A.W.M. Elders en mr M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr S.G.M. Schellekens, griffier,
en op 14 juni 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr M.C.J. Groothuizen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.