ECLI:NL:GHARN:2010:BM6749

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 528-10
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis

Op 2 juni 2010 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij de verdachte, geboren op 25 maart 1992 en verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting 'De Rentray' te Lelystad, in hoger beroep ging tegen de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 4 mei 2010. Deze beslissing betrof de afwijzing van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het hof heeft in raadkamer de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. R. Veerkamp, gehoord. De rechtbank had het verzoek tot schorsing afgewezen, en de verdachte stelde hiertegen hoger beroep in.

Het hof overwoog dat op grond van artikel 406 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een ter terechtzitting afgewezen verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De raadsman van de verdachte betoogde dat, ondanks deze bepaling, op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een rechtsmiddel mogelijk zou moeten zijn. Het hof merkte op dat het EVRM geen bepalingen bevat die het recht op hoger beroep tegen rechterlijke beslissingen toekennen. Hoewel het Zevende Protocol van het EVRM een voorziening ten aanzien van rechtsmiddelen bevat, betreft deze alleen (eind)uitspraken houdende veroordeling en is Nederland dit Protocol nog niet geratificeerd.

Het hof concludeerde dat, aangezien ook artikel 86, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering geen uitbreiding biedt aan het stelsel van rechtsmiddelen tegen tussenuitspraken, de verdachte niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof was derhalve dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

Gerechtshof te Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
pkn: 16-513536-10
avnr: 000528-15
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
{verdachte},
geboren op 25 maart 1992,
verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting "De Rentray" te Lelystad.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 4 mei 2010, houdende de afwijzing van het ter terechtzitting gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr R. Veerkamp, advocaat te Utrecht, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 7 mei 2010.
OVERWEGINGEN:
Op grond van artikel 406 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is geen hoger beroep opengesteld tegen een ter terechtzitting afgewezen verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. In raadkamer heeft de raadsman betoogd dat in weerwil daarvan toch, op grond van bepalingen uit het EVRM, een rechtsmiddel mogelijk zou moeten zijn. Het hof merkt daarover op dat het EVRM geen bepalingen bevat die het recht op hoger beroep tegen rechterlijke beslissingen toekennen. In aanvulling op het Verdrag is weliswaar in het Zevende Protocol, in artikel 2, een voorziening ten aanzien van rechtsmiddelen opgenomen, maar deze voorziening betreft in beginsel alleen (eind)uitspraken houdende veroordeling. Ten overvloede dient te worden opgemerkt dat Nederland dit Protocol (nog) niet heeft geratificeerd zodat bindende kracht daaraan niet kan worden toegekend. Waar, anders dan eveneens door de raadsman is gesteld, ook artikel 86, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering geen uitbreiding geeft aan het stelsel van rechtsmiddelen tegen tussenuitspraken, is geen andere conclusie mogelijk dan dat verdachte niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep tegen de onderhavige beslissing.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in artikel 80 e.v. van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gegeven op 2 juni 2010 door mrs C. Caminada, voorzitter, A.E. Harteveld en J.H.M. Zwinkels, raadsheren, in tegenwoordigheid van M. van Dijk, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.