ECLI:NL:GHARN:2010:BM6749
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- C. Caminada
- A.E. Harteveld
- J.H.M. Zwinkels
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot schorsing voorlopige hechtenis
Op 2 juni 2010 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij de verdachte, geboren op 25 maart 1992 en verblijvende in de Justitiële Jeugdinrichting 'De Rentray' te Lelystad, in hoger beroep ging tegen de beslissing van de rechtbank te Utrecht van 4 mei 2010. Deze beslissing betrof de afwijzing van een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het hof heeft in raadkamer de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. R. Veerkamp, gehoord. De rechtbank had het verzoek tot schorsing afgewezen, en de verdachte stelde hiertegen hoger beroep in.
Het hof overwoog dat op grond van artikel 406 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering geen hoger beroep openstaat tegen een ter terechtzitting afgewezen verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. De raadsman van de verdachte betoogde dat, ondanks deze bepaling, op basis van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) een rechtsmiddel mogelijk zou moeten zijn. Het hof merkte op dat het EVRM geen bepalingen bevat die het recht op hoger beroep tegen rechterlijke beslissingen toekennen. Hoewel het Zevende Protocol van het EVRM een voorziening ten aanzien van rechtsmiddelen bevat, betreft deze alleen (eind)uitspraken houdende veroordeling en is Nederland dit Protocol nog niet geratificeerd.
Het hof concludeerde dat, aangezien ook artikel 86, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering geen uitbreiding biedt aan het stelsel van rechtsmiddelen tegen tussenuitspraken, de verdachte niet ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof was derhalve dat de verdachte niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.