ECLI:NL:GHARN:2010:BM3167

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002809-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreiging en vernieling met TBS-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1973 en thans verblijvende in Den Haag, werd veroordeeld voor mishandeling van zijn moeder en ex-vrouw, bedreiging van een voormalig begeleider en vernieling van eigendommen. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf en een maatregel opgelegd, maar het hof heeft het vonnis gedeeltelijk vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is op 9 juni 2009 schuldig bevonden aan het opzettelijk mishandelen van zijn hoogzwangere ex-echtgenote, en op 3 juni 2009 aan het mishandelen van zijn moeder. Daarnaast heeft hij op 25 mei 2009 zijn voormalig begeleider bedreigd en zich schuldig gemaakt aan vernieling van eigendommen op 26 mei en 3 juni 2009. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 121 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tevens is de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, gezien de psychiatrische problematiek van de verdachte, waaronder schizofrenie en een persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen concludeerden dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat heeft geleid tot de beslissing om hem in een forensisch-psychiatrische setting te plaatsen. Het hof heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen als redenen voor deze maatregel aangevoerd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002809-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-607178-09
Arrest van 29 april 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 oktober 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1973] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Den Haag PPC te 's-Gravenhage,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B. Bijlsma, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 121 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de terbeschikkingstelling van verdachte zal gelasten met het bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 07 juni 2009 en/of 09 juni 2009 in de gemeente [gemeente] (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), (telkens) meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht)
- met een zak/tas (met kleding) in het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in ieder geval op/tegen het lichaam, heeft geslagen en/of
- een zak/tas (met kleding) tegen het lichaam heeft gegooid en/of
- in het gezicht en/of op haar linkerhand en/of linkerarm heeft gestompt/geslagen,
waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 25 mei 2009 en/of 26 mei 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte (telkens) opzettelijk dreigend meermalen, in ieder geval éénmaal, bij psychiatrisch ziekenhuis [naam], op 25 mei 2009
- met een auto, die hij, verdachte, bestuurde, de stoep opgereden in de richting van waar die [slachtoffer 4] zich bevond en/of
- (vervolgens) op een afstand van ongeveer drie tot vier meter van die [slachtoffer 4] die auto, die hij, verdachte, bestuurde, tot stilstand gebracht en/of
- (vervolgens) gas gegeven, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 4] (strak en/of boos) aan bleef kijken en/of
- dichtbij die [slachtoffer 4] gaan staan en/of (vervolgens) zijn, verdachtes, gezicht op korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 4] gebracht en/of
(daarbij) deze [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is wat je kunt verwachten vrijdag en voor jou volgt nog meer, dan zul je zien wie [verdachte] is, ik zorg ervoor dat de hele [naam] plat komt, wat wil je nu doen, zeker de politie bellen, zeker platspuiten, nou kom maar op, ik lust een heel peloton agenten en jou erbij.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
op 26 mei 2009
- een auto, die hij, verdachte, bestuurde, voor de ingang neergezet en/of
- (vervolgens) gas gegeven (waardoor de banden van die auto gingen spinnen en/of er rook ontstond);
3.
hij op of omstreeks 26 mei 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk (het glas van) een deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [Stichting], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) aan die deur (die op slot zat) getrokken/gerukt, waardoor (het glas van) die deur is vernield en/of is beschadigd en/of onbruikbaar is gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 03 juni 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, in ieder geval ??nmaal, (met kracht) op/tegen die (voor)deur geschopt/getrapt en/of aan die (voor)deur getrokken/gerukt, waardoor die (voor)deur is vernield en/of is beschadigd en/of onbruikbaar is gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 03 juni 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn moeder, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2], meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht)
- op/tegen/in het lichaam heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer 2] tegen een kast, in ieder geval tegen een hard oppervlak/voorwerp, aan kwam) en/of
- bij een arm heeft vastgepakt en/of
- in het gezicht en/of op/tegen het hoofd, in elk geval op/tegen het lichaam heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 09 juni 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 3], met kracht
- op haar linkerhand of linkerarm heeft gestompt/geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 25 mei 2009 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend bij psychiatrisch ziekenhuis [naam],
- met een auto, die hij, verdachte, bestuurde, de stoep opgereden in de richting van waar die [slachtoffer 4] zich bevond en
- vervolgens op een afstand van ongeveer drie tot vier meter van die [slachtoffer 4] die auto, die hij, verdachte, bestuurde, tot stilstand gebracht en
- vervolgens gas gegeven, terwijl hij, verdachte, die [slachtoffer 4] strak en boos aan bleef kijken en
- dichtbij die [slachtoffer 4] gaan staan en vervolgens zijn, verdachtes, gezicht op korte afstand van het gezicht van die [slachtoffer 4] gebracht en
daarbij deze [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd: "Dit is wat je kunt verwachten vrijdag en voor jou volgt nog meer, dan zul je zien wie [verdachte] is, ik zorg ervoor dat de hele [naam] plat komt, wat wil je nu doen, zeker de politie bellen, zeker platspuiten, nou kom maar op, ik lust een heel peloton agenten en jou erbij.";
3.
hij op 26 mei 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk het glas van een deur, toebehorende aan [Stichting] heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, met kracht aan die deur die op slot zat getrokken, waardoor het glas van die deur is vernield;
4.
hij op 03 juni 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een voordeur, toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar, meermalen, met kracht tegen die voordeur geschopt/getrapt, waardoor die voordeur is vernield;
5.
hij op 03 juni 2009 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend zijn moeder, te weten [slachtoffer 2], met kracht
- tegen het lichaam heeft geduwd waardoor die [slachtoffer 2] tegen een kast aan kwam en
- in het gezicht heeft geslagen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
mishandeling;
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
5.
mishandeling, begaan tegen zijn moeder.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door drs. J.B.M. Krakeel, psychiater, op 25 september 2009 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychiatrisch rapport uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van schizofrenie van het parano?de type, waarbij gedacht kan worden aan een combinatie daarvan met een stemmingsstoornis in de zin van een schizoaffectieve stoornis met vooral maniforme ontregelingen in het verleden en tevens van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische kenmerken. Daarnaast is sprake van cannabismisbruik en agressieve impulsdoorbraken. Ten tijde van het ten laste gelegde was hier ook sprake van. Verdachte dient volgens Krakeel met betrekking tot het ten laste gelegde, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Voorts is omtrent verdachte door drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/psychotherapeut, op 24 september 2009 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychologisch rapport uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de vorm van schizofrenie van het parano?de type en tevens van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische trekken op de voorgrond. Daarnaast is sprake van cannabismisbruik. Ten tijde van het ten laste gelegde was hier ook sprake van. Verdachte dient volgens Wijga met betrekking tot het ten laste gelegde, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Motivering van de op te leggen straf
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 3 juni 2009 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder. Op 9 juni 2009 heeft verdachte zijn op dat moment hoogzwangere ex-echtgenote, [slachtoffer 3], mishandeld. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder en zijn ex-echtgenote en heeft hen pijn en letsel toegebracht.
Daarnaast heeft verdachte op 25 mei 2009 zijn voormalig begeleider [slachtoffer 4], werkzaam in het psychiatrisch ziekenhuis [naam] in [plaats], bedreigd. [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zich door de woorden en de uitingsvormen van verdachte heel erg bedreigd voelde en dat hij bang is om verdachte in zijn vrije tijd tegen te komen.
Voorts heeft verdachte zich - tweemaal - schuldig gemaakt aan vernieling. De verdachte heeft door dit handelen aan anderen financiële schade en hinder toegebracht en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van die anderen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justiti?le Documentatieregister d.d. 9 maart 2010, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Ook heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in het over de verdachte opgemaakte voorlichtingsrapport van Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering van 28 september 2009, het rapport van drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/psychotherapeut, d.d. 24 september 2009, het rapport van drs. J.B.M. Krakeel, psychiater, d.d. 25 september 2009 en zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Daarbij is rekening gehouden met verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals die door de psychiater en psycholoog is geconcludeerd.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het eerder genoemde rapport van psycholoog drs. S. Wijga van 24 september 2009 houdt onder meer het volgende in, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is een 36 jarige man met een intellectueel functioneren op gemiddeld niveau. Bij het klinisch psychologisch onderzoek komt ernstige psychische problematiek naar voren. Met betrekking tot de antisociale trekken in de persoonlijkheid lijkt er sprake van affectieve verwaarlozing. De agressieve uitbarstingen lijken zich op een impulsieve wijze voor te doen. Vooral bij voor de betrokkene frustrerende gebeurtenissen, is hij niet in staat zijn agressie te controleren. Op zo'n moment is er sprake van acting-out gedrag. De antisociale kenmerken in de persoonlijkheid spelen bij het ten laste gelegde een grote rol. Er is sprake van een lacunair geweten en een geringe stressbestendigheid. Het psychisch functioneren wordt gekenmerkt door impulsiviteit, opportunistisch gedrag en een gebrek aan vermogen tot inzicht en inleving. De narcistische kenmerken in de persoonlijkheid spelen eveneens een rol bij het plegen van het ten laste gelegde.
Betrokkene is gevoelig voor krenking. Krenking leidt bij hem tot agressief acting-out gedrag. Medicatie onderdrukt het impulsieve gedrag. Het lijkt er op dat de heer [verdachte] niet altijd zijn medicatie gebruikt. Zonder behandeling is de kans op recidive hoog. Om recidive te voorkomen zal hij moeten leren om te gaan met spanningen. Er zal zeker moeten worden gewerkt aan medicijntrouw.
Betrokkene overvraagt zichzelf, heeft een geringe draagkracht en kan slecht omgaan met spanningen. De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. De verantwoordelijkheid voor het ten laste gelegde wordt door betrokkene ontkend. Hij bagatelliseert en externaliseert. De heer [verdachte] besefte ten tijde van het ten laste gelegde (indien bewezen) wel het ongeoorloofde ervan, maar vanwege de genoemde persoonlijkheidsstoornis en verdere problematiek kon hij zijn gedrag niet geheel conform een dergelijk besef bepalen. Daarom kan hij ten tijde van het ten laste gelegde (indien bewezen) als verminderd toerekeningsvatbaar worden aangemerkt.
Een klinisch forensische setting is geïndiceerd op grond van de ernst van de problematiek en de aard van de problematiek. Er is sprake van ernstige problematiek waardoor de behandeling enige tijd gaat vergen: bij een ambulante behandeling is de kans zeer groot dat de heer [verdachte] zich aan de behandeling onttrekt als de behandeling moeilijk en pijnlijk wordt. De antisociale trekken in zijn persoonlijkheid maken dat het voor hem moeilijk is de frustraties inherent aan de behandeling te verdragen. Daarnaast kan het oplopen van spanningen tijdens/door de behandeling bij de heer [verdachte] leiden tot agressief grensoverschrijdend gedrag. De behandeling dient dus plaats te vinden binnen een dwingend structurerend kader. Dit kader kan geboden worden in een forensisch klinische setting.
Er van uitgaande dat de mogelijkheden voor (dwang-) behandeling conform de richtlijnen van de BOPZ zijn benut, lijken op dit moment de grenzen van behandelbaarheid binnen de reguliere GGZ overschreden. Zowel het vereiste zorgniveau als het vereiste beveiligingsniveau kunnen binnen de GGZ in onvoldoende mate geboden worden.
Gezien de afwezigheid van ziekte-inzicht, slechts in beperkte mate aanwezige motivatie en op dit moment aanwezige onvermogen om tot betrouwbare afspraken te komen, maakt dat een voorwaardelijk kader naar alle waarschijnlijkheid niet haalbaar zal zijn. De huidige mate van gevaar en functioneren zijn onvoldoende behandelbaar binnen een (klinische) behandeling in de GGZ. Een artikel 37, plaatsing in een algemeen psychiatrisch ziekenhuis heeft om deze reden niet de voorkeur. Daarbij mag redelijkerwijs een behandeling van meerdere jaren verwacht worden alvorens onderzochte voor een vorm van beschermd wonen in aanmerking zou komen. Geadviseerd wordt dan ook tot een ter beschikking stelling (hierna: TBS) met verpleging (naar het hof begrijpt: met bevel tot verpleging van overheidswege) indien het tenlastegelegde bewezen geacht kan worden.
De advisering voor een TBS setting is tevens passend bij het op dit moment vereiste niveau van zorg en beveiliging. De wijze waarop onderzochte op een impulsieve wijze bij frustraties gericht agressief kan worden maakt dat een hoog beveiligingsniveau is vereist. De zorgbehoefte van onderzochte (beperkte groepsgeschiktheid, behoefte aan prikkelarme en gestructureerde omgeving, medicatie, behandeling) is eveneens hoog, hierbij kan gewezen worden op het frequente verblijf in de isoleer van onderzochte in de beginfase van de behandeling bij [naam] in 2009.
In het rapport van psychiater drs. J.B.M. Krakeel van 25 september 2009 wordt vermeld, zakelijk weergegeven:
Betrokkene werd tweemaal gedwongen opgenomen met een IBS en eenmaal met een RM bij [naam], een psychiatrische instelling in [plaats]. Betrokkene bleek therapietrouw te zijn voor antipsychotische medicatie zolang hij opgenomen was (of in detentie verbleef), maar buiten bleek hij dit niet meer te zijn. Betrokkene raakte dan snel gefrustreerd, gepaard gaande met bedreigingen en agressieve impulsdoorbraken. Betrokkene was niet te motiveren voor intramusculaire toediening van depotmedicatie met antipsychotica. Er is bij betrokkene nauwelijks sprake van ziektebesef en geen ziekte-inzicht; hij gebruikt de medicatie als verdovend middel.
Betrokkene heeft het hem ten laste gelegde deels bekend, maar toont zich gedurende de onderzoeksgesprekken sterk bagatelliserend, minimaliserend en externaliserend ten aanzien van de genoemde incidenten, indien bewezen. Gezien de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene en de grootheidsidee?n is de wilsvrijheid van betrokkene ten tijde van het hem tenlastegelegde, indien bewezen, in enige mate beperkt geweest. Hij was hierdoor verminderd in staat om een bewuste gedragskeuze te maken. Geconcludeerd wordt dat betrokkene ten tijde van het hem tenlastegelegde, indien bewezen, verminderd toerekeningsvatbaar geacht dient te worden.
De kans op recidivering van het plegen van de indexdelicten of soortgelijke delicten, indien bewezen, wordt zonder adequate behandeling en begeleiding als hoog tot zeer hoog ingeschat. Het gevaar is daarbij dat betrokkene vanuit psychiatrische stoornissen een ander persoon zwaar mishandelt of van het leven beneemt. Dit gezien onder meer het chronische karakter van de stoornissen, de uitgebreide voorgeschiedenis met politionele antecedenten, de gebleken medicatieontrouw buiten instellingen, het drugsgebruik, de maatschappelijke teloorgang van betrokkene, het gebrek aan ziektebesef en de negatieve attitude van betrokkene ten aanzien van therapeutische interventies. Risicofactoren zijn daarbij, onder meer, het aanwezig zijn van meerdere psychiatrische stoornissen met een gebrekkig ziektebesef, het door betrokkene zonder toestemming van de behandelaars minderen c.q. stoppen met voorgeschreven medicatie, het gebruik van drugs, het afwezig zijn van adequate woonruimte, het afwezig zijn van zowel adequate dagbesteding als een adequaat sociaal vangnet, gebrekkige copingvaardigheden met een aanzienlijke kans op destabilisering onder stresserende omstandigheden.
Een strikt juridisch kader is aangewezen om betrokkene het kader te bieden voor een intensieve en langdurige behandeling en begeleiding, gericht op be?nvloeding van de dynamische risicofactoren en een passend risicomanagement. Behandeling in een klinische forensisch-psychiatrische setting met een gemiddeld tot hoog beveiligingsniveau wordt noodzakelijk geacht met het oog op terugdringen van recidiverisico. Intramurele behandeling in de FPK De Meren te Amsterdam of een soortgelijk forensisch-psychiatrische instelling is noodzakelijk, gevolgd door een adequaat forensisch resocialisatietraject. Gebleken is dat er zwaarwegende overwegingen zijn van praktische aard om de kans op slagen van een dergelijke behandeling zo groot mogelijk te maken. Namelijk, gezien de aard van de stoornissen, het nauwelijks aanwezig zijn van ziektebesef bij hem, het gebrek aan ziekte-inzicht en de negatieve houding van betrokkene tot therapeutische interventies valt te verwachten dat betrokkene in een dergelijke behandeling niet welwillend zal staan ten aanzien van aanwijzingen van zijn behandelaars bijvoorbeeld op het gebied van het gebruik van depotmedicatie antipsychotica, op het gebied van verslavingshulpverlening en op het gebied van interventies bij zijn persoonlijkheidsproblematiek. Betrokkene heeft al aangegeven aan onderzoeker dat hij niet akkoord zal gaan met opname in een forensisch-psychiatrische instelling en tevens dat hij niet akkoord zal gaan met toediening van depotmedicatie. Dit geeft derhalve een sterke beperking in de geadviseerde mogelijkheden van het juridische kader waarbinnen de intensieve delictpreventieve behandeling dient plaats te vinden. De voorwaardelijke maatregelen vallen daarmee af, aangezien betrokkene daarbij akkoord dient te gaan met de invulling van de voorwaarden als bijvoorbeeld het zich begeleidbaar opstellen en het volgen van de aanwijzingen van de reclassering en behandelaars bij een dergelijke opname en behandeling. Met TBS met voorwaarden komt daar bij dat dit niet gecombineerd kan worden met een civielrechtelijke titel in het kader van de Wet BOPZ, nodig indien er gebruik dient te worden gemaakt van separeerverzorging zonder akkoord van betrokkene en van dwangmedicatie. Met bijzondere voorwaarden zou er wel een BOPZ-titel naast kunnen staan, bijvoorbeeld een Voorlopige Machtiging, maar dit is een gezochte constructie, echter in de forensische praktijd wel toegepast. Met bijzondere voorwaarden kan betrokkene echter, indien hij de behandeling wenst te stoppen, veelal buiten de kliniek wachten op een eventuele tenuitvoerlegging, waarbij het aan de instelling is om een inschatting te maken of er sprake is van dusdanig gevaar dat een IBS-procedure in afwachting van een Voorlopige Machtiging opgestart dient te worden, met de kans dat die niet toegekend wordt aangezien betrokkene in instellingen zich over het algemeen houdt aan de medicatievoorschriften. Een artikel 37 kan niet geadviseerd worden aangezien betrokkene niet volledig ontoerekeningsvatbaar geacht wordt.
Gezien bovenstaande overwegingen rest de onderzoeker niets anders dan de rechtbank te adviseren een TBS met verpleging (het hof begrijpt: TBS met bevel tot verpleging van overheidswege) op te leggen.
Uit de rapporten van Wijga en van Krakeel blijkt dat de kans op recidive groot tot zeer groot is als verdachte geen adequate behandeling krijgt. Behandeling in een voorwaardelijk kader is volgens Wijga naar alle waarschijnlijkheid niet haalbaar. Tevens is - zo heeft Wijga gesteld - de huidige mate van gevaar en functioneren onvoldoende behandelbaar binnen een (klinische) behandeling in de GGZ. Krakeel heeft gesteld dat behandeling in een klinische forensische-psychiatrische setting met een gemiddeld tot hoog beveiligingsniveau noodzakelijk is met het oog op terugdringen van recidiverisico. Intramurele behandeling in een FPK is noodzakelijk, maar deze wijze van behandeling is praktisch onmogelijk, omdat valt te verwachten dat verdachte niet welwillend zal staan ten aanzien van aanwijzingen van zijn behandelaars. De voorwaardelijke maatregelen vallen daarmee af, aangezien verdachte daarbij akkoord dient te gaan met de invulling van de voorwaarden, aldus Krakeel. Daarbij komt - zo heeft Wijga gesteld - dat de advisering voor een TBS setting tevens passend is bij het op dit moment vereiste niveau van zorg en beveiliging.
Beide deskundigen hebben uiteindelijk geadviseerd aan verdachte de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
Naast beide hiervoor genoemde rapporten, heeft het hof de inhoud van het voorlichtingsrapport van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering d.d. 28 september 2009 in aanmerking genomen. Volgens de reclassering heeft verdachte vele malen bewezen dat hij onberekenbaar is en dat hij tijdens opnames meerdere malen uit de inrichting is ontslagen omdat de veiligheid van het personeel niet gewaarborgd kon worden. Een stringent kader is volgens haar noodzakelijk om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen en intensieve en langdurige behandeling te realiseren. De reclassering sluit zich aan bij de voornoemde conclusies van psycholoog drs. S. Wijga en psychiater drs. J.B.M. Krakeel dat TBS met bevel tot verpleging van overheidswege geïndiceerd is.
Uit de beide hiervoor genoemde gedragsdeskundige rapporten komt naar voren dat verdachte een gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht heeft en dat hij alleen als hij in een (psychiatrische) instelling of in detentie verblijft zijn medicijnen inneemt. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij thans wel van zin is mee te werken aan een behandeling en ook genegen is medicatie in te nemen. De raadsman heeft het hof daarop verzocht naar aanleiding van verdachtes gewijzigde houding ten aanzien van (de noodzaak) van behandeling en het innemen van medicijnen nader te laten rapporteren. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof ziet geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat de houding van verdachte voor wat betreft de noodzaak van behandeling en het innemen van medicatie daadwerkelijk is gewijzigd. De enkele mededeling van verdachte ter zitting van het hof is hiervoor naar het oordeel van het hof onvoldoende, met name tegen de achtergrond van de in het voorgaande weergegeven bevindingen en conclusies van de deskundigen. Het hof wijst het verzoek af omdat het de door de raadsman gewenste rapportage niet noodzakelijk acht.
Gebleken is dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geest-vermogens en dat de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend, terwijl het door hem gepleegde feit, zoals dat onder 2 is bewezen verklaard een misdrijf betreft omschreven in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en terwijl het door hem gepleegde feit zoals dat onder 5 is bewezen verklaard, een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat het hof de kans op herhaling zonder adequate behandeling (zeer) groot acht, is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de maatregel van terbeschikkingstelling eist. Die veiligheid van anderen eist tevens dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Een klinische behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden of in een ander voorwaardelijk kader is voor verdachte geen reële mogelijkheid.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 57, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van honderdeenentwintig dagen;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. E. Pennink en mr. J. Brink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.