ECLI:NL:GHARN:2010:BM3160

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002902-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroven, diefstal met bedreiging en afpersing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1962 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor meerdere misdrijven, waaronder straatroven en diefstal met bedreiging. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor twee straatroven en een poging tot diefstal met geweld, waarbij de verdachte geweld en bedreiging met een mes heeft gebruikt tegen de slachtoffers. De feiten vonden plaats op 18 maart 2009 in de gemeente [gemeente]. De verdachte heeft tijdens de zittingen geen aannemelijke verklaring gegeven voor het bezit van de gestolen goederen, die bij hem zijn aangetroffen na zijn aanhouding. Het hof heeft het DNA-onderzoek dat op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, als bewijs geaccepteerd. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is afgewezen. Het hof heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan verslavingen en een persoonlijkheidsstoornis. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 36b, 36d, 45, 57 en 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002902-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-607097-09, 07-607406-08 en 05-601704-07 (tul)
Arrest van 29 april 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 oktober 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-607097-09 en 07-607406-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd. Voorts heeft hij gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen. Daarnaast heeft de advocaat-generaal ten aanzien van het valse € 100,- biljet gevorderd dat dat biljet aan het verkeer zal worden onttrokken.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 18 maart 2009 in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, de [straat 1], in elk geval op de openbare weg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een portemonnee en/of een geldbedrag van ongeveer 5 Euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- die [slachtoffer 1] bij de schouder heeft vastgepakt en/of die [slachtoffer 1] naar achteren heeft geduwd/getrokken
- een mes, in elk geval een dergelijk scherp voorwerp heeft gericht en/of gericht gehouden op de borst van die [slachtoffer 1] en/of
- de telefoon en/of de portemonnee uit de jaszak van die [slachtoffer 1] heeft gepakt;
2.
hij op of omstreeks 18 maart 2009 in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, de [straat 2], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "Heb je vijf Euro voor mij" en/of "Je moet niet schreeuwen" en/of "Je hebt wel geld bij je" en/of "Maak je zakken leeg, heb je een telefoon", althans woorden van dergelijk aard en/of strekking en/of
- aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een mes, in elk geval een dergelijk scherp voorwerp heeft getoond en/of met dat mes een stekende en/of zwaaiende beweging heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer 3] en/of
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd "In de auto zitten, we gaan pinnen", althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking.
Zaak B
hij op of omstreeks 12 december 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en/of een rijbewijs, in elk geval datgene wat van zijn gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- heel dicht bij die [slachtoffer 4] is gaan staan en/of
- (met kracht) de schouder van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en/of
- een of meermalen met kracht heeft getrokken aan de portemonnee en/of het rijbewijs, welke [slachtoffer 4] in haar hand(en) had en/of
- zijn, verdachte's, hand heeft gelegd/geduwd op/tegen de mond van die [slachtoffer 4], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof ten aanzien van de in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten aangevoerd dat geenszins kan worden uitgesloten dat verdachte op een andere wijze dan middels diefstal in het bezit is gekomen van de goederen die bij hem zijn aangetroffen. Verdachte dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 18 maart werden er in [plaats] tussen 21.30 uur en 21.45 uur twee straatroven gepleegd. Naar aanleiding van een door een van de aangevers van die straatroven verstrekt signalement van de dader, is verdachte om 21.46 uur aangehouden en vervolgens omstreeks 22.00 uur binnengebracht op het politiebureau. Ter gelegenheid van de insluitingsfouillering aldaar zijn bij verdachte (onder meer) in beslag genomen twee gsm's en een biljet van vijf euro, waarvan een hoekje was omgevouwen. De twee gsm's zijn door de aangevers van de straatroven, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], herkend als hun eigendom. Dat geldt ook voor het vijf eurobiljet, waarbij van belang is dat aangever [slachtoffer 1] bij het afleggen van zijn verklaring bij de politie opgaf dat het zijn gewoonte was om van de geldbiljetten die zich in zijn portemonnee bevonden, een puntje om te vouwen.
Verdachte heeft geen enkele aannemelijke alternatieve verklaring gegeven voor het bij hem aantreffen van de betreffende goederen. Verdachte heeft bij zijn 'verhoor inverzekeringstelling', toen hem gevraagd werd waarom hij goederen bij zich had die niet van hem waren, verklaard dat "de spullen niet van hem zijn". Verdachte heeft zich vervolgens bij de politie ter zake van de hem in zaak A ten laste gelegde feiten beroepen op zijn zwijgrecht. Op 1 april 2009, toen hij ter zitting van de raadkamer werd gehoord, heeft verdachte verklaard dat hij zich niets kan herinneren omdat hij die dag onder invloed van alcohol en drugs verkeerde. Ter terechtzitting in eerste aanleg alsmede in hoger beroep heeft verdachte dit standpunt herhaald.
Gelet op het voorgaande acht het hof niet aannemelijk geworden dat verdachte de goederen op andere wijze dan de door aangevers en getuigen beschreven wijze in zijn bezit heeft gekregen.
Voorts heeft de raadsvrouw ter terechtzitting van het hof ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde feit primair betwist - zakelijk weergegeven - dat de handen van verdachte zijn onderzocht op mogelijke contactsporen van aangeefster. De bemonstering van de handen van verdachte - waarvan pas een proces-verbaal is opgemaakt op 28 mei 2009 - is niet te herleiden tot het proces-verbaal van aanhouding dan wel een aanvullend proces-verbaal dat kort na de aanhouding en insluiting van verdachte is opgemaakt, aldus de raadsvrouw. Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd - zakelijk weergegeven - dat de wijze van bemonstering onzorgvuldig is geweest en dat niet nagegaan kan worden dat het DNA-materiaal op juiste wijze naar het NFI is verstuurd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat uit de rapportage van het NFI blijkt dat een tweetal bemonsteringen is onderzocht, terwijl uit het proces-verbaal van 28 mei 2009 niet kan worden opgemaakt dat het om een tweetal bemonsteringen gaat en voorts dat er geen enkel bewijs is dat terugvoert naar de wijze waarop het DNA-materiaal is veiliggesteld en middels welke sluitzegels en identiteitszegels dit naar het NFI is gezonden. Dit brengt mede dat het NFI-rapport dient te worden uitgesloten voor het bewijs. Nu er voor het overige onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, dient verdachte te worden vrijgesproken van het hem onder B ten laste gelegde, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
[verbalisant] heeft op 28 mei 2009 op ambtsbelofte in een proces-verbaal van 'onderzoek technische recherche' vastgelegd dat hij op 12 december 2008 omstreeks 23.00 uur in het cellencomplex van het hoofdbureau van politie in [plaats] de handen van verdachte heeft onderzocht op mogelijk aanwezige contactsporen naar aanleiding van het van zich af bijten door aangeefster [slachtoffer 4] (bij een (poging tot) straatroof). De verbalisant heeft daarbij expliciet de reden van de bemonstering opgegeven, namelijk dat hij op de rugzijde van de rechterhand van verdachte, aan de pinkzijde, een zilver/witachtige, opgedroogde substantie zag die naar zijn mening opgedroogd speeksel kon zijn. Het verweer van de raadsvrouw dat een dergelijk onderzoek niet heeft plaatsgevonden, mist dus feitelijke grondslag. Het hof verwerpt het verweer in zoverre.
Voor wat betreft het subsidiaire betoog van de raadsvrouw overweegt het hof als volgt.
De verdediging heeft noch ter terechtzitting van het hof noch op enig moment verzocht om nader onderzoek naar de wijze waarop het voornoemde technische onderzoek heeft plaatsgevonden. Datzelfde geldt voor een verzoek tot nader onderzoek naar de wijze waarop het onderzoek door het NFI is verricht.
Blijkens het voornoemde proces-verbaal van onderzoek heeft verbalisant [verbalisant] op 12 december 2008 omstreeks 23.00 uur met behulp van een steriele wattenstaaf een spoor bemonsterd op de rugzijde van de rechterhand van verdachte, welk spoor hij veiligstelde en waarmerkte als AAAW2254NL. Op 23 maart (het hof begrijpt: 2009) werd dit monster voor nader onderzoek verzonden naar het NFI.
Op 23 maart 2009 werd bij aangeefster [slachtoffer 4] wangslijmvlies afgenomen als referentiemateriaal - veiliggesteld en gewaarmerkt als RAAH3880 - en verzonden naar het NFI. Bij verdachte is op enig moment wangslijmvlies afgenomen in het kader van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Dit celmateriaal werd gewaarmerkt als RAAH3750NL.
Blijkens het NFI rapport van 18 mei 2009 zijn er twee bemonsteringen van de rechterhand van verdachte, namelijk een bemonstering gelabeld 'rechts' [AAAW2254NL]#1 en een bemonstering gelabeld 'links' [AAAW2254NL]#2. De bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van speeksel, waarbij een aanwijzing is verkregen voor de aanwezigheid van speeksel in beide bemonsteringen. Voorts heeft het NFI gerapporteerd dat in de bemonstering [AAAW2254NL]#2 een DNA-mengprofiel is verkregen, welk DNA-mengprofiel matcht met het DNA van verdachte en met dat van aangeefster [slachtoffer 4]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met de afgeleide DNA-kenmerken is kleiner dan ??n op ??n miljard.
Het hof ziet geen aanknopingspunten voor de stelling van de raadsvrouw dat de wijze van bemonstering door verbalisant [verbalisant] onzorgvuldig is geweest. Het enkele feit dat uit het voornoemde NFI-rapport blijkt dat het spoor dat [verbalisant] veiligstelde en waarmerkte als AAAW2254NL feitelijk uit twee bemonsteringen van dezelfde hand bestaat, doet daaraan niet af. Anders dan de raadsvrouw voorts heeft betoogd, vindt de stelling van de raadsvrouw dat de sluit- en identiteitszegels die betrekking hebben op verzending van DNA-materiaal naar het NFI zich in het dossier moeten bevinden, geen grond in het recht. Nu voorts uit het NFI-rapport blijkt dat bij het onderzoek door het NFI gebruik is gemaakt van methoden die zijn aangegeven in de NFI-uitgave 'De Essenties van forensisch DNA-onderzoek' en dat de methodes die gebruikt zijn bij het in dat deskundigenrapport beschreven onderzoek zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie, staat naar het oordeel van het hof vast dat het door het NFI verrichte onderzoek op de juiste wijze is uitgevoerd. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A
1.
hij op 18 maart 2009 in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, de [straat 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon en een portemonnee en een geldbedrag van ongeveer 5 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte
- die [slachtoffer 1] bij de schouder heeft vastgepakt en die [slachtoffer 1] naar achteren heeft getrokken
- een mes heeft gericht en gericht gehouden op de borst van die [slachtoffer 1] en
- de telefoon en de portemonnee uit de jaszak van die [slachtoffer 1] heeft gepakt;
2.
hij op 18 maart 2009 in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, de [straat 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2],
welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] de woorden heeft toegevoegd "Heb je vijf Euro voor mij" en "Je moet niet schreeuwen" en "Je hebt wel geld bij je" en "Maak je zakken leeg, heb je een telefoon", en
- aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een mes heeft getoond en
- tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd "In de auto zitten, we gaan pinnen".
Zaak B
hij op 12 december 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en een rijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 4], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
- heel dicht bij die [slachtoffer 4] is gaan staan en
- (met kracht) de schouder van die [slachtoffer 4] heeft vastgepakt en
- meermalen met kracht heeft getrokken aan de portemonnee en het rijbewijs, welke [slachtoffer 4] in haar handen had en
- zijn, verdachtes, hand heeft gelegd tegen de mond van die [slachtoffer 4],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A (07/607097-09)
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
en
afpersing;
Zaak B (07/607406-08)
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door dr. J.J. van Egmond, psychiater, op 5 augustus 2009 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychiatrisch rapport uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de zin van verslavingen aan cocaïne, cannabis en alcohol en tevens van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Ten tijde van het ten laste gelegde was hier ook sprake van. Verdachte dient volgens Van Egmond met betrekking tot het ten laste gelegde, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Voorts is omtrent verdachte door K. Chateau, psycholoog, op 27 augustus 2009 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychologisch rapport uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens in de vorm van cocaëneafhankelijkheid en alcoholmisbruik en tevens van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO met narcistische en antisociale kenmerken. Ten tijde van het ten laste gelegde was hier ook sprake van. Verdachte dient volgens Chateau met betrekking tot het ten laste gelegde, indien bewezen, als verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 18 maart 2009 schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij aangever [slachtoffer 1] - onder dreiging van een mes - goederen zijn afgenomen. Op diezelfde datum heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld en afpersing, waarbij van aangever [slachtoffer 2] goederen zijn weggenomen. Daarnaast heeft verdachte zich op 12 december 2008 schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld.
Verdachte heeft door aldus te handelen, gevoelens van angst en onveiligheid bij de aangevers veroorzaakt en de lichamelijke integriteit van die aangevers aangetast. Daarnaast heeft hij zichzelf ten koste van hen bevoordeeld respectievelijk gepoogd zich te bevoordelen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justiti?le Documentatieregister d.d. 1 februari 2010, waaruit blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld wegens het plegen van onder meer diefstal(len) met geweld en dat hem ter zake ook langdurige gevangenisstraffen zijn opgelegd. Bovendien heeft hij de onderhavige misdrijven begaan in een proeftijd van een hem eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Ook heeft het hof acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in het over de verdachte opgemaakte voorlichtingsrapporten van Tactus verslavingszorg d.d. 10 februari 2009 en 22 juli 2009, het rapport van K. Chateau, psycholoog, d.d. 27 augustus 2009, het rapport van dr. J.J. van Egmond, psychiater, d.d. 5 augustus 2009 en zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte aangegeven niets te voelen voor een behandeling, aangezien hij inmiddels clean is. Door en namens verdachte is gesteld dat verdachte slechts is gebaat bij hulp in de vorm van woning en werk. Deze hulp kan worden gerealiseerd binnen de mogelijkheden in het huis van bewaring, aldus de raadsvrouw.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan niet worden volstaan met een andere straf dan een (geheel) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Daarbij is rekening gehouden met verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf is rekening gehouden met de per 1 juli 2008 in werking getreden nieuwe regeling inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling, in die zin dat de door het hof op te leggen straf betekent dat de verdachte effectief dezelfde tijd in detentie zal doorbrengen als door de rechtbank in haar uitspraak is beoogd.
Tenuitvoerlegging (05-601704-07)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Arnhem van 4 december 2007 is veroordeelde tien weken gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaren. Voormeld vonnis is onherroepelijk geworden op 4 december 2007. De proeftijd is eveneens ingegaan op 4 december 2007. Op 2 juli 2009 is door de rechtbank Arnhem de proeftijd met een jaar verlengd tot 3 december 2010. De officier van justitie heeft d.d. 10 september 2009 gevorderd dat last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven van voormelde gevangenisstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het bewezenverklaarde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde de bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde gevangenisstraf. Het hof acht in dit geval echter geen termen aanwezig de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te bevelen en zal de vordering derhalve afwijzen.
Onttrekking aan het verkeer
Het door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerp, te weten een bankbiljet waarvan de valsheid is vastgesteld, is daarvoor vatbaar. Immers, dit voorwerp, dat blijkens het dossier aan verdachte toebehoort en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane bewezen verklaarde feiten aangetroffen, terwijl dat voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36d, 45, 57 en 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van tweeënveertig maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
vals bankbiljet EUR 100,00;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Arnhem van 4 december 2007.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. E. Pennink en mr. J. Brink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.