ECLI:NL:GHARN:2010:BM3158
Gerechtshof Arnhem
Vrijspraak machinist goederentrein na treinongeluk te Arnhem
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 mei 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De verdachte, een machinist van een goederentrein, was betrokken bij een treinongeluk op 21 november 2006, waarbij zijn trein in aanrijding kwam met een passagierstrein. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van de verdachte door de rechtbank. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig was aan het primair tenlastegelegde feit. Het hof oordeelde dat de verdachte niet voldoende was ingelicht over zijn wegbekendheid en dat de verwarring over de seinen, veroorzaakt door de omstandigheden ter plaatse, niet aan hem kon worden toegerekend. De advocaat-generaal had betoogd dat de verdachte onvoorzichtig had gehandeld, maar het hof vond dat de fout van de verdachte niet van een zodanig gewicht was dat deze als aanmerkelijk kon worden gekarakteriseerd. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het subsidiair tenlastegelegde feit, dat inmiddels was verjaard. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van machinisten en de noodzaak van duidelijke signalering en communicatie in onduidelijke situaties.