ECLI:NL:GHARN:2010:BM2536

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000227-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor gekwalificeerde diefstal, lokaalvredebreuk, wederspannigheid en belediging van politiefunctionarissen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 april 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een minderjarige verdachte, die eerder door de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad was vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld voor het plegen van gekwalificeerde diefstal, lokaalvredebreuk, wederspannigheid en belediging van politiefunctionarissen. De feiten vonden plaats in de periode van 22 februari 2008 tot en met 28 december 2008. De verdachte had samen met een mededader een bromfiets gestolen en was betrokken bij een inbraak in een opberghok van een basisschool. Tijdens zijn aanhouding verzet hij zich tegen de politie en beledigde hij de agenten. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten en legde een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken op, met een proeftijd van twee jaren, en een onvoorwaardelijke werkstraf van dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende jeugddetentie. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk afgewezen, waarbij de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering en de basisschool [benadeelde 2] eveneens niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zwakbegaafdheid en gedragsproblematiek, en concludeerde dat een krachtige waarschuwing in de vorm van een voorwaardelijke straf op zijn plaats was.

Uitspraak

parketnummer: 24-000227-09
parketnummer eerste aanleg: 07-614463-08 (zaak A) en 07-610111-08 (zaak B)
Arrest van 23 april 2010 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 januari 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-614463-08 en 07-610111-08 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.C. Scherpenhuysen, advocaat te Dronten.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis, in de gevoegde zaken, vrijgesproken ter zake van het in zaak B onder 1 primair, 1 subsidiair en onder 4 ten laste gelegde en heeft hem ter zake van de in zaak A en in zaak B onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 bewezen verklaarde misdrijven veroordeeld tot straffen en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat is vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken ter zake van het in zaak B onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde en hem ter zake van het in zaak A en in zaak B onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] gedeeltelijk zal toewijzen, tot een bedrag van € 250,- , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis.
Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij basisschool [benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is in zaak A ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks de periode van 22 februari 2008 tot en met 24 februari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur heeft weggenomen een bromfiets (merk: Berini kleur: paars), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Aan de verdachte is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - in zaak B ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 28 december 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een speelgoedhok/opberghok van de basisschool "[benadeelde 2]" heeft weggenomen een step en/of twee banden van een step, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan basisschool "[benadeelde 2]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 december 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een speelgoedhok/opberghok van de basisschool "[benadeelde 2]" weg te nemen een step en/of geld en/of goederen, in ieder geval datgene wat van zijn/hunner gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan basisschool "[benadeelde 2]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde school/speelgoedhok/opberghok te verschaffen en/of die/dat weg te nemen step en/of geld en/of goederen, in ieder geval datgene wat van zijn/hunner gading zou blijken te zijn onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen de deur van het speelgoedhok/opberghok heeft/hebben opengeduwd/opengebroken (waarna hij en/of zijn mededader(s) is/zijn binnengegaan), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 december 2008 in de gemeente [gemeente] wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan De Ketting 16 en in gebruik bij basisschool "[benadeelde 2]", althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
2.
hij op of omstreeks 28 december 2008 in de gemeente [gemeente], toen de/een aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4], allen werkzaam bij de politie Flevoland, Basiseenheid Dronten, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van ??n of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) (te weten: artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht) in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen voornoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar of hun bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden;
3.
hij op of omstreeks 28 december 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten: [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4], allen werkzaam bij de politie Flevoland, Basiseenheid Dronten, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening,
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jullie zijn kankerlijer(s) en/of "je bent een kanker-hoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Vrijspraak ter zake van zaak B onder 1 primair en 1 subsidiair
Het hof acht - evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw - niet bewezen hetgeen in zaak B onder 1 primair en 1 subsidiair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Zaak A -
De verdachte heeft ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de in zaak A ten laste gelegde diefstal van de bromfiets van [benadeelde 1]. Meer in het bijzonder heeft de verdachte ontkend achterop die bromfiets te hebben gezeten toen [medeverdachte] op die bromfiets heeft gereden.
Ter zake van het in zaak A ten laste gelegde is voor de verdachte een belastende verklaring afgelegd door [medeverdachte], die bij de politie heeft verklaard de diefstal van de bromfiets van [benadeelde 1] samen met de verdachte te hebben gepleegd. [medeverdachte] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 26 februari 2008 en 28 februari 2008 verklaard over de betrokkenheid van de verdachte bij die diefstal. [medeverdachte] heeft op 28 februari 2008 tevens verklaard dat de verdachte op 26 februari 2008 op enig moment bij hem achterop de bromfiets is gestapt en is meegereden.
Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat hij en de verdachte de inbraak - waarbij de bromfiets van [benadeelde 1] is weggenomen - hebben gepleegd op 22 februari 2008, tussen circa 19.30 uur en 20.00 uur. Uit een verklaring van [getuige 1] komt naar voren dat hij [medeverdachte] en de verdachte kort voor 19.30 uur die avond samen bij het [naam] (te [plaats]) heeft gezien en gesproken.
Niet gebleken is van feiten of omstandigheden op grond waarvan betwijfeld zou moeten worden of [medeverdachte] in deze naar waarheid heeft verklaard. Zodanige feiten of omstandigheden zijn evenmin aannemelijk gemaakt of geworden.
De verklaring van [medeverdachte] omtrent het optreden van de verdachte als bijrijder op de gestolen bromfiets vindt bevestiging in de verklaring die de getuige [getuige 2] bij de politie heeft afgelegd, inhoudende dat hij [medeverdachte] op 26 februari 2008 op de door [medeverdachte] gestolen bromfiets heeft zien rijden en dat hij heeft gezien dat de verdachte toen achterop die bromfiets zat.
Op grond van het bovenstaande acht het hof de ontkenning van de verdachte ongeloofwaardig en de verklaringen van [medeverdachte] betrouwbaar en gebruikt het hof die verklaringen van [medeverdachte], naast de verklaring van aangever, als bewijsmiddelen.
Zaak B, feit 1 meer subsidiair -
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd dat het gebouw waarin de verdachte zich bevond niet kan worden aangemerkt als een besloten lokaal, in de zin van artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien de deur van dat gebouw open stond.
Het hof onderschrijft deze visie van de raadsvrouw niet. Het betreffende gebouw, te weten een opberghok voor speelgoed, is onderdeel van de basisschool [benadeelde 2] en is als zodanig exclusief bestemd voor gebruik door personeel en medewerkers van die school en is niet voor een ieder opengesteld. Hieraan doet niet af dat dit gebouw niet was afgesloten, kennelijk omdat de toegangsdeur was opengebroken, en dus feitelijk toegankelijk was voor de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij wist dat dit gebouw bij die school hoorde en heeft erkend dat hij daar niets te zoeken had.
Op grond van (onder meer) het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan lokaalvredebreuk.
Zaak B, feiten 2 en 3 -
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan de in zaak B onder 2 ten laste gelegde wederspannigheid en aan de in zaak B onder 3 ten laste gelegde belediging van politie-ambtenaren.
Hierover overweegt het hof dat het hof geen aanleiding heeft om te twijfelen aan hetgeen in het proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2008, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], en in het proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2008, opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4], is gerelateerd met betrekking tot de feitelijke gang van zaken bij de aanhouding van de verdachte, respectievelijk de overbrenging van de verdachte naar het politiebureau.
Het hof stelt voorts vast dat de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg een bekennende verklaring heeft afgelegd met betrekking tot het plegen van wederspannigheid en belediging van de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4].
Op grond van (onder meer) het bovenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak B onder 2 ten laste gelegde wederspannigheid en aan de in zaak B onder 3 ten laste gelegde belediging van politie-ambtenaren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en in zaak
B onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A -
hij in de periode van 22 februari 2008 tot en met 24 februari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur heeft weggenomen een bromfiets (merk Berini, kleur paars), toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
zaak B -
1 meer subsidiair.
hij op 28 december 2008 in de gemeente [gemeente] wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen aan De Ketting 16 en in gebruik bij basisschool "[benadeelde 2]";
2.
hij op 28 december 2008 in de gemeente [gemeente], toen de aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], werkzaam bij de politie Flevoland, Basiseenheid Dronten, verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van een op heterdaad ontdekt strafbaar feit, te weten artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen voornoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtenaren verdachte trachtten te geleiden;
3.
hij op 28 december 2008 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend ambtenaren,
te weten: [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4], allen werkzaam bij de politie Flevoland, Basiseenheid Dronten, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "jullie zijn kankerlijers"
en
[verbalisant 4] in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden
"je bent een kankerhoer".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte in zaak A en in zaak B onder
1 meer subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
zaak A -
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
zaak B, onder 1 meer subsidiair -
het in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
zaak B, onder 2 -
wederspannigheid;
zaak B, onder 3 -
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, samen met zijn mededader, schuldig gemaakt aan een inbraak in een schuur, waarbij een brommer is gestolen. Dat is een delict, dat hinder, schade en ergernis veroorzaakt voor de gedupeerde. De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van eigen bevoordeling en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof hanteert met betrekking tot een dergelijk delict een landelijk oriëntatiepunt voor straftoemeting dat in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf impliceert.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de gebruiker(s) van het betreffende gebouw.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan wederspannigheid en aan belediging van politiefunctionarissen. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect jegens de politiefunctionarissen, heeft het gezag van de politie ondermijnd en de agenten in hun eer en goede naam aangetast.
Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 februari 2010 ten nadele van de verdachte dat hij reeds eerder is veroordeeld, onder meer ter zake van vermogensdelicten.
Tevens heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit de over de verdachte uitgebrachte rapporten, te weten de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming van 19 maart 2008 en 30 december 2008, het afsluitrapport van de Jeugdreclassering van 4 augustus 2008, het adviesrapport van de Jeugdreclassering van 9 januari 2009 en de gedragsdeskundige rapporten van C.S. Sijbrandij, psychiater, van 14 september 2007 en M. van Heteren-van Namen, GZ-psycholoog, van 13 september 2007, en zoals ter terechtzitting is gebleken. Hieruit komt naar voren dat de verdachte op zwakbegaafd niveau functioneert en dat bij hem sprake is van gedragsproblematiek (agressieregulatiestoornis). Er zijn zorgen met betrekking tot het steeds verder afglijden door de verdachte, mede nu de in het verleden geboden hulpverlening en de ondertoezichtstelling, alsmede eerder aan de verdachte opgelegde straffen geen positief effect lijken te sorteren. Er gloort echter enige hoop nu van nieuwe politiecontacten na de onderhavige delicten niet opnieuw is gebleken.
De raadsvrouw heeft gepleit voor een rechterlijk pardon.
Het hof ziet echter geen ruimte voor deze modaliteit. Daaraan staat het aantal feiten waaraan de verdachte zich schuldig heeft gemaakt, en de ernst ervan, in de weg.
Gelet op vorenstaande is thans naar het oordeel van het hof een krachtige waarschuwing aan de verdachte, in de vorm van een voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, alleszins op zijn plaats en geboden.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en het justitiële verleden van de verdachte, mede gezien het door dit hof gehanteerde hierboven aangehaalde oriëntatiepunt, uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van de door de verdachte begane strafbare feiten niet kan worden volstaan met oplegging van een andere, lichtere strafmodaliteit dan een combinatie van een voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke werkstraf, beide van de duur zoals in eerste aanleg is bepaald en in hoger beroep door de advocaat-generaal is gevorderd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
[benadeelde 1] -
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat deze benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van deze benadeelde partij niet onderbouwd met betrekking tot de geleden schade, ontstaan na de diefstal. Deze benadeelde partij dient daarom in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande dient deze benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
[benadeelde 2] -
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard en dat deze benadeelde partij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort tot het bedrag dat in eerste aanleg is toegewezen.
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende causaal verband tussen het in zaak B onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde en de vordering van deze benadeelde partij.
Deze benadeelde partij dient daarom in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op het vorenstaande dient deze benadeelde partij, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 63, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77gg, 138, 180, 266, 267, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak B onder 4 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, voor zover dit aan hoger beroep is onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte in zaak B onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte in zaak A en in zaak B onder 1 meer subsidiair, 2 en
3 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als hiervoor vermeld in zaak A en in zaak B onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van twee weken;
beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
vijftien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht bij de uitvoering van de hiervoor vermelde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van
twee uren taakstraf per dag in verzekering doorgebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt deze benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij basisschool [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt deze benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. W.F. van Zant is buiten staat dit arrest te ondertekenen.