ECLI:NL:GHARN:2010:BM2180
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- J. Janse
- A. Zandbergen
- M. Weening
- Rechtspraak.nl
Bewijslast ontvangst stuitingsbrief per aangetekende brief
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De rechtbank had op 11 juli 2007 een vordering van [appellant] afgewezen, waarbij hij een bedrag van € 43.254,12 aan honorarium inclusief BTW vorderde van [geïntimeerden]. [Appellant] stelde dat [geïntimeerden] in 1999 de opdracht hadden gegeven voor het ontwerpen van een bedrijfsruimte met bedrijfswoning, maar dat zij het ontwerp zonder zijn toestemming hadden gewijzigd en uitgevoerd, waardoor zijn auteursrecht zou zijn geschonden.
Het hof behandelde de grieven van [appellant] en de vraag of de vordering was verjaard. [Appellant] stelde dat de verjaring was gestuit door een brief die hij op 25 december 2003 had verzonden. [Geïntimeerden] betwistten echter de ontvangst van deze brief en voerden aan dat [appellant] niet had aangetoond dat de brief hen had bereikt. Het hof oordeelde dat [appellant] niet had bewezen dat de brief op de juiste wijze was aangeboden en dat de stuiting van de verjaring niet was komen vast te staan.
Uiteindelijk besloot het hof het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen, waarbij [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om de bewijslast van ontvangst van belangrijke correspondentie goed te documenteren, vooral in het kader van verjaring en stuiting van vorderingen.