ECLI:NL:GHARN:2010:BM1571

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ISD P09/0286
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel en beoordeling van naleving door betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel). De betrokkene, geboren in Marokko in 1976, had de bijzondere voorwaarde van toezicht en begeleiding door Emergis, Justitiële Verslavingszorg, niet nageleefd. Echter, hij heeft op eigen initiatief een klinische behandeling ondergaan bij Novadic-Kentron Breda, die hij met goed gevolg heeft doorlopen. Betrokkene heeft aangegeven de ambulante behandeling te willen voortzetten, wat in lijn is met de intentie van de bijzondere voorwaarde om zich begeleidbaar op te stellen met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek.

Het hof heeft overwogen dat de beoogde strekking van de ISD-maatregel, namelijk de beveiliging van de maatschappij, thans niet vereist dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel alsnog wordt bevolen. De vordering van de officier van justitie om de maatregel ten uitvoer te leggen, is dan ook afgewezen. Het hof heeft verder geoordeeld dat een verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel niet mogelijk is, omdat de wettelijke bepalingen dit niet toestaan.

De beslissing van de rechtbank Middelburg van 5 augustus 2009, die de tenuitvoerlegging van de maatregel had bevolen, is door het hof vernietigd. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van nieuwe stukken en de verklaringen van de betrokkenen tijdens de zitting.

Uitspraak

ISD P09/0286
Beslissing d.d. 30 maart 2010
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
Betrokkene,
geboren in Marokko in 1976,
verblijfplaats.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Middelburg van 5 augustus 2009, inhoudende het bevel dat de bij vonnis van 17 januari 2008 voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Het hof heeft ter terechtzitting van 16 maart 2010 gehoord:
- De betrokkene die heeft verklaard:
Ik verblijf nog in de instelling van Novadic-Kentron, Binnenkort ga ik groeps-begeleid wonen. Het ging in de zomer van 2009 een poosje niet goed met mij. Mijn broer en mijn neef waren overleden en ik kreeg het bericht dat mijn ex-vriendin, de moeder van mijn twee kinderen, ernstig ziek was. Het werd mij toen teveel en ik heb toen geblowd. Nadat ik was weggestuurd bij Novadic-Kentron heb ik mij meteen weer aangemeld. Ik ben nu zover dat ik een ambulante behandeling kan gaan volgen. Ik heb dan twee dagen in de week een dagbehandeling en drie dagen in de week kan ik aan de slag bij de gemeente met het repareren van gereedschappen.
Ik wil de behandeling graag voortzetten en afmaken. Ik zal blijven meewerken aan urinecontroles. Ik heb nu eindelijk een toekomst. Mijn ex-vriendin is inmiddels overleden. Mijn kinderen wonen in een pleeggezin. Ik wil er straks voor mijn kinderen zijn.
- De advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd de beslissing van de rechtbank te vernietigen en de proeftijd met één jaar te verlengen.
- De raadsvrouw van betrokkene, die het woord heeft gevoerd overeenkomstig een aan het hof overgelegde en aan deze beslissing gehechte pleitnota en daaraan heeft toegevoegd:
Met ingang van 23 maart 2010 kan betrokkene groepsbegeleid gaan wonen. Hij is inmiddels begonnen met een agressieregulatietraining en deze zal worden voortgezet. Daarnaast zal hij ook een sociale vaardigheidstraining en een terugval- preventietraining gaan volgen.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken.
Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of de tenuitvoer-legging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders bevolen dient te worden omdat betrokkene de bij vonnis gestelde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Voorts zal moeten worden bezien of het niet tenuitvoerleggen van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein.
Uit de afloopberichten van Emergis Justitiële Verslavingszorg en Novadic-Kentron van respectievelijk 10 februari 2009 en 15 juli 2009 is naar voren gekomen dat betrokkene de bijzondere voorwaarde verbonden aan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel niet is nagekomen.
Uit het bericht van Novadic-Kentron van 11 maart 2010 en het door de raadsvrouw overgelegde getuigschrift is gebleken dat betrokkene op eigen initiatief sinds 5 november 2009 een klinische behandeling krijgt binnen de instelling van Novadic-Kentron, dat er tijdens deze behandeling verschillende positieve ontwikkelingen tot stand zijn gekomen en dat betrokkene binnen korte tijd een ambulante behandeling zal ondergaan, verdere begeleiding zal krijgen en groepsbegeleid zal gaan wonen.
Uit bovenstaande berichten en het ter terechtzitting van het hof verhandelde is naar voren gekomen dat betrokkene weliswaar de in het vonnis vermelde bijzondere voorwaarde van -kort gezegd- toezicht en begeleiding door de Emergis, Justitiële Verslavingszorg, niet heeft nageleefd, maar dat hij op eigen initiatief wel een klinische behandeling heeft ondergaan bij Novadic-Kentron Breda en dat hij deze behandeling met goed gevolg heeft doorlopen. Verder heeft betrokkene verklaard dat hij de ambulante behandeling wil voortzetten. Betrokkene is daarmee de intentie van de bijzondere voorwaarde, te weten het zich begeleidbaar opstellen met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek ter voorkoming van het opnieuw plegen van strafbare feiten, alsnog nagekomen.
Naar het oordeel van het hof vordert de beoogde strekking van de ISD-maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- thans niet dat de tenuitvoerlegging van de in 2007 voorwaardelijk opgelegde maatregel alsnog wordt bevolen. De daartoe strekkende vordering van de officier van justitie zal derhalve worden afgewezen.
Anders dan de advocaat-generaal en de raadsvrouw van betrokkene is het hof daarbij van oordeel dat een verlenging van de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel niet mogelijk is, daar de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen daarin niet voorzien.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank van met betrekking tot betrokkene.
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie in het arrondissement Middelburg van 17 april 2009 strekkende tot tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, ten aanzien waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
Aldus gedaan door
mr G. Mintjes als voorzitter,
mr P.R. Wery en mr J.W. Frieling als raadsheren,
en dr. D. Raes en drs. R. Poll als raden,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs als griffier,
en op 30 maart 2010 in het openbaar uitgesproken.