ECLI:NL:GHARN:2010:BM0293
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schending van het aanwezigheidsrecht van de verdachte tijdens hoger beroep door uitzetting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 26 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was op 12 maart 2008 veroordeeld voor openlijk geweld en had tijdig hoger beroep ingesteld. Echter, op 5 maart 2010 werd de verdachte uitgezet naar Congo (Kinshasa), voordat er een onherroepelijke uitspraak in zijn strafzaak was gedaan. Dit leidde tot een schending van zijn aanwezigheidsrecht, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De raadsman van de verdachte had verklaard dat zijn cliënt de behandeling van de zaak persoonlijk wilde bijwonen, maar door de uitzetting was dit niet meer mogelijk.
Het hof oordeelde dat de overheid verplicht is om een verdachte in de gelegenheid te stellen zijn aanwezigheidsrecht te realiseren tijdens een strafvervolging. De uitzetting van de verdachte voordat de strafzaak onherroepelijk was, was in strijd met deze verplichting. Het hof concludeerde dat de verdachte geen afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en dat de inbreuk hierop niet kon worden gecompenseerd door het optreden van een gemachtigde raadsman. De advocaat-generaal bevestigde dat de uitzetting onverwacht was en dat er onvoldoende communicatie was geweest tussen het openbaar ministerie en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Uiteindelijk verklaarde het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging, omdat de verdachte niet in staat was zijn aanwezigheidsrecht uit te oefenen. Dit arrest benadrukt het belang van het aanwezigheidsrecht van verdachten in strafprocedures en de verantwoordelijkheden van de overheid om dit recht te waarborgen.