Parketnummer: 24-001234-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-601160-07
Arrest van 31 maart 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1963] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.G. Kraal, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging conform de vordering van de advocaat-generaal en na verbeterde lezing is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 01 februari 2007 tot en met 30 april 2007 in de gemeente [gemeente 1], althans in [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker(s) van [bedrijf] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (tot een totaal van ongeveer € 225.000,--, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan [bedrijf] (via [bedrijf]) een formulier inhoudende een verzoek om uitbetaling uit het bouwdepot van [naam] en/of een of meer (valselijk opgemaakte) rekeningen van [verdachte]. gericht aan [naam] verzonden, waardoor die medewerker(s) van [bedrijf] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2007 tot en met 10 april 2007 in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland (telkens) een rekening/nota van [verdachte]. (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk op die rekeningen een bedrag aan werkzaamheden van in totaal (ongeveer) 225.000 Euro gedeclareerd, terwijl hij verdachte wist dat die werkzaamheden niet waren verricht en/of niet zouden worden verricht, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op of omstreeks in de periode 01 februari 2007 tot en met 30 april 2007, in de gemeente [gemeente 2], althans in Nederland, een voorwerp, te weten (een) bankbiljet(ten)/geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) 225.000 Euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van oplichting en/of valsheid in geschrifte, althans uit enig misdrijf;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 februari 2007 tot en met 30 april 2007, in de gemeente [gemeente 2], althans in Nederland, een voorwerp, te weten (een) bankbiljet(ten)/geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) tot een totaal van (ongeveer) 225.000 Euro, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren van oplichting en/of valsheid in geschrifte, althans uit enig misdrijf.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode 01 februari 2007 tot en met 30 april 2007 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, een medewerker van [bedrijf] hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag (tot een totaal van € 225.000,--), hebbende verdachte en zijn mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid aan [bedrijf] (via [bedrijf]) een formulier inhoudende een verzoek om uitbetaling uit het bouwdepot van [naam] en valselijk opgemaakte rekeningen van [bedrijf] gericht aan [naam] verzonden, waardoor die medewerker van [bedrijf] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
hij in de periode van 01 februari 2007 tot en met 10 april 2007 in de gemeente [gemeente 2], telkens een rekening/nota van [verdachte]. elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk op die rekeningen een bedrag aan werkzaamheden van in totaal 225.000 Euro gedeclareerd, terwijl hij verdachte wist dat die werkzaamheden niet waren verricht, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij in de periode 01 februari 2007 tot en met 30 april 2007, in de gemeente [gemeente 2], een voorwerp, te weten geldbedragen tot een totaal van 225.000 Euro, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren van oplichting en valsheid in geschrifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 2 primair: witwassen.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan oplichting, aan valsheid in geschrift en aan witwassen. Verdachte heeft valse facturen opgemaakt, waarop valselijk stond vermeld dat hij verbouwingswerkzaamheden heeft uitgevoerd aan een woning. Deze facturen zijn vervolgens door de medeverdachte naar de geldgever gestuurd. De geldgever heeft de op de valse facturen genoemde geldbedragen (in totaal € 225.000,-) uit het bouwdepot uitgekeerd aan verdachte. Verdachte heeft de door hem ontvangen geldbedragen overgemaakt naar zijn medeverdachte. Door zo te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte de geldgever gedupeerd voor € 225.000,-. en deze criminele opbrengsten aan het zicht van justitie onttrokken door daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, waardoor de integriteit van het financiële en economische verkeer is geschonden.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 januari 2010 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit, zij het niet voor een soortgelijk feit.
De raadsman heeft bepleit aan verdachte geen onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen, maar een (deels) voorwaardelijke werkstraf of een geldboete. Vanwege problemen binnen het gezin is verdachte niet een staat een werkstraf te voltooien, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hoogte van het bedrag waarvoor de geldgever is opgelicht, niet kan worden volstaan met een lichtere straf dan een onvoorwaardelijke werkstraf van aanmerkelijke omvang. Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep gevorderde werkstraf van 200 uren passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47, 57, 326, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van de bewezen verklaarde feiten.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderd dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier.