ECLI:NL:GHARN:2010:BL8115
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- R. van den Heuvel
- P.A.H. Lemaire
- J.S. van Duurling
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis militaire politierechter inzake bedreiging en aanranding door een militair
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de militaire politierechter in de rechtbank Arnhem, gewezen op 17 juli 2009. De verdachte, een majoor der Koninklijke Marechaussee, werd beschuldigd van het opzettelijk bedreigen en aanranding van een andere militair, opperwachtmeester [A], op 10 september 2008. De militaire kamer van het Gerechtshof Arnhem heeft op 10 februari 2010 uitspraak gedaan na het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2010. De advocaat-generaal vorderde dat er geen straf of maatregel opgelegd zou worden aan de verdachte.
De verdediging voerde aan dat de zaak onder het verlofstelsel van artikel 410a van het Wetboek van Strafvordering had moeten vallen, maar het hof oordeelde dat de beslissing van de verlofrechter van 18 januari 2010 wel degelijk een beslissing was als bedoeld in dat artikel. Het hof verwierp ook het verweer van de verdediging dat de zaak een 'flutzaak' was en dat het tuchtrecht van toepassing had moeten zijn. Het hof oordeelde dat artikel 22 van het Wetboek van Militair Tuchtrecht geen voorrang heeft boven artikel 140 van het Wetboek van Militair Strafrecht.
Het hof concludeerde dat de verdachte, door het geven van een dienstbevel aan [A], handelde binnen zijn bevoegdheden. Aangezien [A] niet gehoor gaf aan het dienstbevel, was de verdachte genoodzaakt om maatregelen te nemen, wat het hof als proportioneel beschouwde. Uiteindelijk oordeelde het hof dat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar was en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee leden van de militaire kamer, in aanwezigheid van de griffier.