ECLI:NL:GHARN:2010:BL7297

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003132-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in milieuzaken wegens gebrek aan bewijs van overtreding van vergunningseisen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van het in strijd handelen met een voorschrift verbonden aan een vergunning krachtens de Wet milieubeheer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 oktober 2007 op zijn agrarische bedrijf afvalstoffen heeft verbrand, wat in strijd zou zijn met de vergunningseisen. Echter, het hof concludeert dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het overtreden voorschrift daadwerkelijk behoort bij de in de tenlastelegging omschreven vergunning. De advocaat-generaal had gevorderd tot een geldboete, maar het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Het hof heeft daarbij benadrukt dat er geen aanknopingspunten zijn gevonden die de stelling van de tenlastelegging ondersteunen. De uitspraak is gedaan na onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en het hof heeft de verklaring van de verdachte in overweging genomen, die de conclusie van het hof onderstreept. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en heeft de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003132-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-994549-08
Arrest van 11 maart 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1944] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een geldboete van € 520,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 12 oktober 2007 in de gemeente [gemeente], terwijl aan verdachte door Burgemeester en Wethouders van de gemeente [gemeente] bij besluit van 28 april 1998 een vergunning krachtens de Wet milieubeheer was verleend tot het in die gemeente aan of nabij de [straat] te [plaats] oprichten en in werking hebben van een inrichting als bedoeld in categorie 8.1 van bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (melkrundveehouderij), in elk geval een inrichting als bedoeld in de bijlage I van voornoemd besluit, zich, al dan niet opzettelijk, heeft gedragen in strijd met voorschrift 4.3 van die vergunning, aangezien afvalstoffen, te weten papier en/of tapijt en/of snoeiafval en/of huishoudelijk afval, op het bij de inrichting behorende (open) terrein, werden verbrand.
Vrijspraak
Verdachte wordt verweten - kort gezegd - dat hij zich al dan niet opzettelijk in strijd met een voorschrift verbonden aan een voor zijn inrichting bij besluit van 28 april 1998 krachtens de Wet milieubeheer verleende oprichtingsvergunning heeft gedragen. Verdachte heeft namelijk op 12 oktober 2007 afvalstoffen op het bij zijn inrichting behorende (open) terrein verbrand.
Vast staat dat verdachte op 12 oktober 2007 op het erf van zijn agrarische bedrijf gevestigd aan de [straat] te [plaats] verschillende afvalstoffen in een ton heeft verbrand. In het procesdossier bevindt zich een overzicht van - een deel van - de voorschriften die behoren bij een beschikking betreffende de inrichting van verdachte. Het voorschrift onder 4.3 luidt: "Afvalstoffen mogen niet in de inrichting, met in begrip van het bij de inrichting behorende open terrein, worden verbrand."
Uit het procesdossier blijkt echter niet dat bovengenoemd voorschrift behoort bij de in de tenlastelegging omschreven vergunning, kort gezegd de oprichtingsvergunning. Uit het milieuproces-verbaal blijkt slechts dat uit navraag bij de gemeente [gemeente] is gebleken dat op 28 april 1998 een milieuvergunning voor een melkrundvee- en fokvarkenshouderij aan verdachte is verleend. Uit de op het overzicht van voorschriften aangebrachte stempel - inhoudende (onder meer) "behoort bij besluit van burgemeesters en wethouders van [gemeente] d.d. 28 april 1998" - concludeert het hof dat deze voorschriften kennelijk behoren bij vorengenoemde - in het dossier niet nader aangeduide - milieuvergunning. In het procesdossier is geen enkel aanknopingspunt te vinden voor het standpunt van de steller van de tenlastelegging dat de bij besluit van
28 april 1998 verleende vergunning een oprichtingsvergunning betreft. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat het hier geen oprichtingsvergunning voor zijn inrichting aan de [straat] te [plaats] betreft, onderstreept de door het hof getrokken conclusie.
Gelet op bovenstaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich in heeft gedragen in strijd met een voorschrift verbonden aan de in de tenlastelegging omschreven (oprichtings)vergunning. Om die reden zal het hof verdachte vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. W.M. van Schuijlenburg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J.H. Bosch, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.