ECLI:NL:GHARN:2010:BL6938

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002341-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal van een fles whiskey

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1989, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. D.G. Nagel. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een fles whiskey, gepleegd op 9 april 2008. De politierechter had hem een geldboete van 180 euro opgelegd. De raadsvrouw voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat de verdachte het transactiebedrag van 180 euro had betaald vóór de zitting in eerste aanleg. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de betalingstermijn onderdeel uitmaakt van het transactieaanbod, zoals vastgelegd in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof oordeelde dat de verdachte schuldig was aan diefstal en dat hij strafbaar was. De strafmotivering was gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van deze overwegingen en heeft de eerder opgelegde geldboete bevestigd. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het ten laste gelegde bewezen, met uitzondering van hetgeen niet bewezen was verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van 180 euro, met de bepaling dat vervangende hechtenis voor drie dagen zou worden toegepast indien niet aan de betalingsverplichting werd voldaan.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002341-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-602448-08
Arrest van 9 maart 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 september 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte
mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van 180 euro, subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis.
Beslissing op het verweer terzake de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Namens verdachte heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het vonnis moet worden vernietigd en dat het openbaar ministerie alsnog niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat aan verdachte een transactie is aangeboden en hij vóór de zitting in eerste aanleg het in het transactievoorstel bedoelde bedrag heeft betaald. Dit wordt volgens de raadsvrouw niet anders indien de betaling van verdachte niet binnen de door het openbaar ministerie gestelde termijn is geschied, omdat die termijn niet is genoemd in artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht. De opsomming in dat artikel is limitatief, aldus de raadsvrouw.
De advocaat-generaal heeft ter zitting aangevoerd dat bij een transactievoorstel een termijn wordt aangegeven waarbinnen betaling moet plaatsvinden. Vindt betaling na die datum plaats, dan wordt het betaalde bedrag door het CJIB teruggestort. In dit geval is volgens de advocaat generaal op 25 november 2009 door verdachte aan het CJIB een rekeningnummer verschaft waarop het betaalde bedrag teruggestort kon worden. Het geldbedrag is inmiddels teruggestort.
Het hof stelt vast dat aan verdachte door het openbaar ministerie op 11 april 2008 een transactievoorstel is gedaan waarbij hem is meegedeeld dat hij strafvervolging kon voorkomen door uiterlijk op 11 mei 2008 een bedrag van honderdtachtig euro (€ 180,-) te betalen. In dit voorstel wordt meegedeeld dat toezending van een acceptgirokaart volgt.
Verder beschikt het hof over een door de raadsvrouw overgelegde kopie van een op naam van verdachte gestelde acceptgirokaart van het CJIB waaruit moet blijken dat in deze zaak het voorgestelde transactiebedrag is voldaan. Op deze kaart is vermeld "betalen voor 27 oktober 2008". De raadsvrouw legt uit dat het stempel "100909" op deze kaart zo moet worden geduid dat op 10 september 2009, een dag voor de zitting in eerste aanleg, het op de kaart vermelde bedrag van
€ 180,- is gestort.
Het hof is van oordeel dat een betalingstermijn gesteld aan een transactieaanbod onderdeel uitmaakt van dat aanbod. De legitimatie voor het stellen van een termijn ligt besloten in het vijfde lid van artikel 74 Sr. Na ommekomst van die termijn staat het het openbaar ministerie in beginsel vrij tot dagvaarding over te gaan. Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld is dat in dit geval niet anders. Het hof verwerpt het verweer.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 9 april 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles whiskey, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 9 april 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles whiskey, toebehorende aan [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander op 9 april 2008 schuldig gemaakt aan diefstal van een fles whiskey uit een winkel.
Verdachte is, blijkens een uittreksel justitiële documentatie d.d. 18 januari 2010, eerder ter zake van (vermogens)misdrijven veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande acht het hof, rekening houdende met de gebruikelijk in dit soort zaken op te leggen straf, de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete een passende bestraffing. Het hof zal die boete dan ook aan verdachte opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderdtachtig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. G.J. Niezink buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.