ECLI:NL:GHARN:2010:BL6469

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21.004091/09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in de Puttense zaak met verzoeken tot het horen van getuigen en deskundigen

In deze zaak, bekend als de Puttense zaak, heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 maart 2010 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zutphen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak en heeft een groot aantal verzoeken gedaan om getuigen en deskundigen te horen. Het hof heeft de verzoeken van de verdediging beoordeeld en heeft besloten om enkele deskundigen te horen, namelijk drs. [deskundige 10], gynaecoloog, en dr. [deskundige 11], uroloog. De overige verzoeken tot het horen van getuigen en deskundigen zijn afgewezen, omdat de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd waarom deze personen gehoord zouden moeten worden en op welke punten zij relevante informatie zouden kunnen verstrekken. Het hof heeft geoordeeld dat het niet horen van deze getuigen de verdediging van de verdachte niet schaadt.

Daarnaast heeft het hof besloten om het "oude dossier" toe te voegen aan het huidige dossier, wat betreft eerdere onderzoeken naar de dood van Christel Ambrosius. Dit dossier bevat relevante informatie die van belang kan zijn voor de verdediging. Het hof heeft ook andere verzoeken van de raadsman afgewezen, waaronder verzoeken om digitale versies van het dossier en om televisie-uitzendingen van Peter R. de Vries ter inzage te geven. Het hof heeft het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst en zal de verdachte en de deskundigen oproepen voor een nader te bepalen tijdstip. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de ingediende verzoeken en de relevante feiten van de zaak.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-004091-09
Uitspraak d.d.: 4 maart 2010
TEGENSPRAAK
Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van 9 oktober 2009 in de strafzaak tegen
[Verdachte]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de regiezitting van het hof van 5 februari 2010 en het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennis genomen van hetgeen door de advocaat-generaal en de verdachte en zijn raadsman, mr. R.D.A. van Boom, naar voren is gebracht.
De raadsman van verdachte heeft bij appelschriftuur van 4 november 2009, bij brief van 26 januari 2010 en ter terechtzitting van 5 februari 2010 een groot aantal verzoeken gedaan.
De advocaat-generaal heeft in zijn brieven van 21 december 2009 en 4 februari 2010 reeds gereageerd op de verzoeken van de raadsman en heeft ter terechtzitting van 5 februari 2010 aangegeven geen onderzoekswensen te hebben.
Behoudens de onderstaande verzoeken zijn er geen andere verzoeken gedaan, waarop het hof thans dient te beslissen.
Het hof zal - mede vanwege de leesbaarheid - de rubricering die de raadsman in zijn verzoeken tot het horen van de diverse getuigen en deskundigen heeft aangebracht, aanhouden bij de bespreking van de verzoeken.
Verzoeken tot het horen van getuigen en deskundigen
1. “Aantal koppen per gezichtsveld”, de slip en het nagelvuil
De raadsman heeft verzocht om een groot aantal auteurs van door hem aangehaalde (wetenschappelijke) publicaties, als deskundigen te horen. Bij enkele publicaties staan meerdere auteurs vermeld. Ten aanzien van deze deskundigen heeft de raadsman ter terechtzitting aangegeven dat niet steeds al deze verzochte deskundigen hoeven te worden gehoord, doch per publicatie slechts één van hen. Hij heeft het aan het hof overgelaten om per publicatie één van de genoemde auteurs te kiezen. Voorts heeft de raadsman verzocht om een officier van justitie als getuige te horen. De verzoeken betreffen de volgende personen:
(deskundigen)
[Deskundigen, genummerd 1 tot en met 19]
(getuige)
[Getuige, genummerd 20]
Het hof acht het noodzakelijk dat drs. [deskundige 10], gynaecoloog, en dr. [deskundige 11], uroloog, op een nadere terechtzitting als deskundigen worden gehoord. Het hof wijst het verzoek tot het horen van deze deskundigen derhalve toe.
Het hof is ten aanzien van het verzoek tot het horen van de getuige en de overige deskundigen van oordeel dat de raadsman onvoldoende heeft aangegeven waarom hij deze specifieke getuige en deskundigen wil horen en op welke punten hij de getuige en de deskundigen met betrekking tot de ten laste gelegde feiten vragen wil stellen. De raadsman heeft geen dusdanige vragen geformuleerd waarvan de antwoorden relevant kunnen zijn voor enige in verdachtes strafzaak te nemen beslissing. Bovendien zijn over deze onderwerpen ter terechtzitting in eerste aanleg reeds meerdere deskundigen gehoord. Het hof acht het horen van deze deskundigen niet noodzakelijk en wijst het verzoek derhalve af. Het hof wijst ook het verzoek tot het als getuige horen van [getuige 20] af nu, gelet op de motivering van dit verzoek, niet valt in te zien waarover de raadsman de getuige wil bevragen waarvan de beantwoording van belang is voor enige door het hof in de onderhavige zaak te nemen beslissing. Verdachte wordt door het niet horen van deze getuige niet in zijn verdediging geschaad.
Voor zover de raadsman deze deskundigen (ook) vragen wil stellen over de deskundigheid van de ter terechtzitting in eerste aanleg gehoorde deskundigen, wijst het hof het verzoek tevens af op grond van dezelfde argumenten als het verzoek om de deskundigen welke in eerste aanleg zijn gehoord, wordt afgewezen, zoals hieronder zal worden overwogen.
De verdediging kan uiteraard wel naar de publicaties van de deskundigen verwijzen en eventueel verzoeken om deze publicaties aan het dossier toe te voegen.
2. Ter terechtzitting in eerste aanleg gehoorde deskundigen
De raadsman heeft verzocht om de volgende reeds ter terechtzitting in eerste aanleg gehoorde deskundigen te horen:
[Deskundigen, genummerd 21 tot en met 26]
De raadsman wil deze deskundigen - zakelijk weergegeven - horen over hun deskundigheid.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De rechter moet zijn oordeel over de expertise van een deskundige baseren op het beroep, de opleiding en de ervaring van de betrokkene en of zijn aldus vastgestelde deskundigheid zich uitstrekt tot het onderwerp waarover van hem een verklaring wordt verlangd. Ook dient de rechter na te gaan volgens welke methode het deskundigenonderzoek werd uitgevoerd, waarom deze methode betrouwbaar mag worden geacht en in hoeverre de deskundige in staat was deze methode vakkundig toe te passen (HR 27 januari 1997, NJ 1998, 404, ‘Schoenmakersarrest’).
Het hof heeft geconstateerd dat deze deskundigen in eerste aanleg (sommigen diverse malen) ter terechtzitting zijn gehoord en bevraagd en dat de bovengenoemde onderwerpen bij de verhoren van deze deskundigen reeds uitgebreid aan de orde zijn geweest. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat door de raadsman niet nader is aangegeven noch onderbouwd welke specifieke vragen met betrekking tot hun deskundigheid nog beantwoording behoeven, acht het hof het niet noodzakelijk dat deze deskundigen wederom worden gehoord. Ook overigens acht het hof dit niet noodzakelijk en wijst derhalve dit verzoek om deze deskundigen te horen af.
3. “Trial by media”
De raadsman heeft verzocht om de volgende getuigen te horen over het onderwerp “trial by media”:
[Getuigen, genummerd 27 tot en met 30]
De raadsman wil hen onder meer vragen waarom justitie informatie zou hebben verstrekt aan [getuige 27].
Het hof is van oordeel dat de raadsman onvoldoende concreet heeft aangegeven op welke punten hij de getuigen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten vragen wil stellen. Het hof wijst het verzoek tot het als getuigen horen van deze personen derhalve af nu, gelet op de motivering van dit verzoek, niet valt in te zien waarover de raadsman de genoemde getuigen wil bevragen waarvan de beantwoording van belang is voor enige door het hof in de onderhavige zaak te nemen beslissing. Verdachte wordt door het niet horen van deze getuigen niet in zijn verdediging geschaad.
4. De strategie met betrekking tot het verhoren van verdachte
De raadsman heeft verzocht om de volgende opsporingsambtenaren en gedragskundigen te horen over de gevoerde strategie met betrekking tot het verhoren van verdachte bij de politie:
[Getuigen en deskundigen, genummerd 31 tot en met 38]
Het hof acht hieromtrent het volgende van belang. De raadsman is in de gelegenheid (geweest) om het beeldmateriaal van de verhoren van verdachte te bekijken. Voorts heeft verdachte tijdens de verhoren geen bekennende verklaring afgelegd waarop hij later is teruggekomen en is verdachte voor het overige, voor zover hier van belang, telkens bij de eerder afgelegde verklaringen gebleven.
Gezien deze omstandigheden is het hof van oordeel dat door de raadsman geen punten naar voren zijn gebracht waarover hij de getuigen zou willen ondervragen en waarvan de beantwoording van belang is voor enige door het hof in de onderhavige zaak te nemen beslissing en wijst het verzoek derhalve af. Verdachte wordt door het niet horen van deze getuigen niet in zijn verdediging geschaad.
5. Tunnelvisie en ontlastende/alternatieve scenario’s (inclusief het scenario V. en D.B.)
De raadsman heeft verzocht om een aantal getuigen en deskundigen te horen over vermeende tunnelvisie bij politie en justitie bij het onderzoek naar de dood van Christel Ambrosius en over ontlastende/alternatieve scenario’s. Het betreft de volgende personen:
(ten aanzien van tunnelvisie)
[Getuigen en deskundigen, genummerd 39 tot en met 54]
(ten aanzien van de ontlastende/alternatieve scenario’s)
[Getuigen en deskundigen, genummerd 55 tot en met 60]
(in het bijzonder ten aanzien van het scenario V. en D.B.)
[Getuigen en deskundigen, genummerd 61 tot en met 76]
Uit het dossier is gebleken dat na de onherroepelijke vrijspraak van V. en D.B. door het gerechtshof Leeuwarden op 24 april 2002 opnieuw uitgebreid onderzoek is gedaan naar de dood van Christel Ambrosius. Voordat het onderzoek zich vanwege de DNA-sporen op verdachte ging richten, zijn verschillende scenario’s onderzocht. Er zijn naar het oordeel van het hof geen aanwijzingen dat bij dit nieuwe onderzoek op voorhand scenario’s zijn uitgesloten. Deze alternatieve scenario’s staan beschreven in het dossier. Naar deze zich in het dossier bevindende stukken - en het “oude dossier” dat aan het dossier zal worden toegevoegd - kan de raadsman verwijzen en daaraan eventuele consequenties verbinden.
Het hof hecht er groot belang aan om te benadrukken dat in de onderhavige strafprocedure in de allereerste plaats de aan verdachte ten laste gelegde verwijten worden onderzocht. Het mag niet zo zijn dat deze procedure zal worden gebruikt om gewezen verdachten en/of overige betrokkenen (opnieuw) van strafbare feiten te beschuldigen.
Het hof is van oordeel dat de raadsman onvoldoende concreet heeft aangegeven op welke punten hij de getuigen en deskundigen met betrekking tot de aan zijn cliënt tenlastegelegde feiten vragen wil stellen. Het hof wijst het verzoek tot het als getuige of deskundige horen van deze personen derhalve af nu, gelet op de motivering van dit verzoek, niet valt in te zien waarover de raadsman de getuigen en deskundigen nog wil bevragen waarvan de beantwoording van belang is voor enige door het hof in de onderhavige zaak te nemen beslissing. Verdachte wordt door het niet horen van deze getuigen niet in zijn verdediging geschaad. Het verzoek tot het horen van de deskundigen acht het hof om dezelfde reden niet noodzakelijk en wijst het derhalve af.
6. Overige getuigen
De raadsman heeft verzocht om als getuigen te horen:
[Getuigen, genummerd 77 tot en met 79]
De raadsman wil de minster van justitie vragen stellen over een opmerking die hij heeft gemaakt over de strafzaak tegen V. en D.B. Advocaat-generaal [getuige 78] wil hij bevragen over de strafzaak in hoger beroep tegen V. en D.B. De raadsman wil [getuige 79] bevragen omtrent de evaluatie die [getuige 79] (blijkens een krantenartikel) in opdracht van justitie zou hebben gedaan.
Het hof is van oordeel dat de raadsman onvoldoende concreet heeft aangegeven op welke punten hij de getuigen met betrekking tot de tenlastegelegde feiten vragen wil stellen.
Het hof wijst het verzoek tot het als getuige horen van deze personen derhalve af nu, gelet op de motivering van dit verzoek, niet valt in te zien waarover de raadsman de getuigen nog wil bevragen waarvan de beantwoording van belang is voor enige door het hof in de onderhavige zaak te nemen beslissing. Verdachte wordt door het niet horen van deze getuigen niet in zijn verdediging geschaad.
Overige verzoeken
7. Verslaglegging van de terechtzitting in hoger beroep
De raadsman heeft verzocht om tijdens de terechtzittingen in hoger beroep een bandrecorder te laten meelopen. Hij heeft hiertoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de advocaat-generaal en hij aan de hand van de bandopnamen moeten kunnen controleren of de processen-verbaal van de terechtzittingen juist zijn opgemaakt.
Voorts heeft de raadsman verzocht om in het geval er ter terechtzitting getuigen of deskundigen zullen worden gehoord, het proces-verbaal van deze terechtzitting woordelijk uit te werken.
Het hof wijst beide verzoeken af.
Geluidsopnamen van de terechtzitting dienen enkel en alleen ter ondersteuning van de griffier voor het opmaken van het proces-verbaal. Als het de voorzitter en de griffier wenselijk voorkomt, zullen er geluidsopnamen van de terechtzitting worden gemaakt. Deze bandopnamen zullen echter niet aan het openbaar ministerie of aan de verdediging worden verstrekt.
Het proces-verbaal van een terechtzitting wordt volgens de wet door de voorzitter en de griffier vastgesteld. Het proces-verbaal dient - onder meer - de zakelijke inhoud te behelzen van de verklaringen van getuigen, deskundigen en verdachte. In beginsel zal ook in de onderhavige zaak worden volstaan met een zakelijke weergave van de verklaringen. Als het de voorzitter en de griffier wenselijk voorkomt, zal hierover bij een nadere terechtzitting wellicht anders worden beslist.
8. Samenstelling van het dossier
De raadsman heeft verzocht om toevoeging aan het dossier van het “oude dossier”. Dit zijn de stukken van eerdere onderzoeken naar de dood van Christel Ambrosius op basis waarvan er vervolging van anderen dan verdachte heeft plaatsgevonden.
Het hof wijst dit verzoek toe.
Het hof is van oordeel dat de door de raadsman verzochte stukken zijn opgemaakt naar aanleiding van de verdenking van moord en verkrachting van Christel Ambrosius. Nu deze verdenking in de onderhavige zaak tegen verdachte ook aan de orde is, acht het hof het noodzakelijk dat dit “oude dossier” aan het dossier wordt toegevoegd. Het hof gelast de advocaat-generaal deze stukken aan het dossier toe te voegen, behoudens de persoonsdossiers van de gewezen verdachten en eventueel andere betrokkenen.
De raadsman heeft voorts verzocht om een aantal stukken aan het dossier toe te voegen welke stukken aan zijn brieven zijn gehecht. Het hof is van oordeel dat deze stukken reeds deel uitmaken van het dossier.
Het verzoek tot het toevoegen van de overige door de raadsman genoemde stukken - voor zover deze zich niet in het “oude dossier” - bevinden, acht het hof onvoldoende gemotiveerd en de toevoeging van bedoelde stukken derhalve niet noodzakelijk. Hierbij is mede van belang dat de raadsman, anders dan hij had toegezegd, aan het hof geen opgave heeft gedaan van de stukken die hij nog toegevoegd had willen zien.
Ten aanzien van de NFI-dossiers is de raadsman bovendien in de gelegenheid geweest om de vervaardigers van deze dossiers ter terechtzitting in eerste aanleg daaromtrent te horen.
Het hof wijst dit verzoek derhalve af.
9. Vergoeding van de raadsman door de Raad voor Rechtsbijstand
Nu dit verzoek - tot bemiddeling door het hof en de advocaat-generaal ten behoeve van een vergoeding door de Raad voor Rechtsbijstand voor de raadsman voor het bestuderen van het ‘oude dossier’- slechts subsidiair is gedaan en het primair gedane verzoek over de samenstelling van het dossier wordt toegewezen, behoeft op dit - voorwaardelijke - verzoek niet te worden gerespondeerd.
10. Toevoeging adviseur [adviseur]
De raadsman heeft verzocht om [adviseur] als adviseur aan de verdediging toe te voegen, zodat [adviseur] kan doen wat nodig is om de verdediging te ondersteunen.
De wet voorziet niet in de mogelijkheid om een adviseur aan de verdediging toe te voegen.
Bovendien is [adviseur] ter terechtzitting in eerste aanleg als deskundige gehoord.
Het hof wijst dit verzoek af.
11. Digitale versie van het dossier
De raadsman heeft verzocht om - voor zover beschikbaar - de digitale versie van de stukken aan hem te verstrekken.
Het hof wijst dit verzoek af nu de advocaat-generaal heeft medegedeeld dat deze digitale versie er niet is en ook overigens van het bestaan hiervan niet is gebleken.
12. Banden Peter R. de Vries
De raadsman heeft verzocht om de advocaat-generaal te vragen te bevorderen dat alle televisie-uitzendingen van Peter R. de Vries waarin aandacht is besteed aan deze zaak (de Puttense moordzaak) ter inzage van de verdediging komen.
Het hof acht dit verzoek onvoldoende gemotiveerd en evenmin noodzakelijk. Voorts is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat het meer op weg van de raadsman dan van het openbaar ministerie ligt om deze uitzendingen op te vragen.
Het hof wijst dit verzoek derhalve af.
Slotoverweging
Het hof overweegt ten slotte dat hetgeen op (een) nadere terechtzitting(en) naar voren komt, aanleiding kan geven om alsnog een of meer getuigen en/of deskundigen te horen.
BESLISSING
Het hof:
Wijst toe het verzoek tot het horen van drs. [deskundige 10], gynaecoloog, en dr. [deskundige 11], uroloog, als deskundigen.
Wijst af het verzoek tot het horen van alle overige opgegeven getuigen en deskundigen.
Wijst af de verzoeken van de raadsman omtrent de verslaglegging van de terechtzitting in hoger beroep.
Wijst toe het verzoek tot toevoeging van het “oude dossier” aan het dossier, behoudens de persoonsdossiers van de gewezen verdachten en eventueel andere betrokkenen.
Gelast de advocaat-generaal het “oude dossier” aan het dossier toe te voegen, behoudens de persoonsdossiers van de gewezen verdachten en eventueel ander betrokkenen.
Wijst af het verzoek tot toevoeging aan het dossier van de overige door de raadsman genoemde stukken.
Wijst af het verzoek om de digitale versie van het dossier aan de raadsman te verstrekken.
Wijst af het verzoek om te bevorderen dat alle televisie-uitzendingen van Peter R. de Vries waarin aandacht is besteed aan de onderhavige zaak ter inzage van de verdediging komen.
Bepaalt dat het onderzoek voor onbepaalde tijd zal worden geschorst. Eerdere behandeling laat de rol van het hof niet toe, om welke klemmende reden het onderzoek in deze zaak langer dan één maand doch korter dan drie maanden na heden wordt geschorst.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Beveelt de oproeping van de deskundigen drs. [deskundige 10] en dr. deskundige 11], tegen het nog nader te bepalen tijdstip.
Aldus gewezen door
mr H. Abbink, voorzitter,
mr M. Barels en mr R.W. van Zuijlen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,
en op 4 maart 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.