ECLI:NL:GHARN:2010:BL4465

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002767-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diagnose pedofilie en vrijspraak van tenlastegelegde feiten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 januari 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte, die werd beschuldigd van verschillende seksuele misdrijven, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere vrijspraak. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep voor het onder 4 tenlastegelegde feit, aangezien hij daarvoor al was vrijgesproken. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en is tot een andere bewijsbeslissing gekomen. De verdachte is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde feit, omdat het hof niet overtuigd was van de schuld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 2 primair en 3, waarvoor hij is veroordeeld tot jeugddetentie van twee maanden. De diagnose pedofilie, zoals gesteld in deskundigenrapportages, werd door het hof als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Het hof heeft ook de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag van € 250,- te betalen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in zaken van seksuele misdrijven, vooral wanneer het gaat om minderjarigen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002767-09
Uitspraak d.d.: 20 januari 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van 9 juli 2009 in de strafzaak tegen
VERDACHTE,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 24 november 2009, 13 januari 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr K. ter Mors, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 4 tenlastegelegde feit. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
[Aangeefster] heeft tijdens het studioverhoor verklaard dat verdachte haar heeft opgetild zodat zij bovenop het stapelbed kon kijken. Tijdens het optillen deed haar plasser heel zeer; verdachte kwam met zijn vinger tegen haar maillot en onderbroek aan.
Verdachte heeft verklaard [aangeefster] wel eens te hebben opgetild, maar kan zich niet herinneren dat zijn vinger daarbij in haar vagina is gekomen. Hij heeft stellig ontkend zijn vinger in de vagina van [aangeefster] te hebben gestoken.
Het hof is van oordeel dat uit de verklaring van [aangeefster] niet blijkt dat verdachte met zijn vinger haar vagina is binnengedrongen. De verklaring van de moeder van [aangeefster] maakt dit niet anders. Dat [aangeefster] later tegen haar gezegd heeft dat verdachte met zijn vinger in haar plasser had gestoken, komt immers niet overeen met hetgeen [aangeefster] zelf in het uitgebreide studioverhoor heeft verklaard. Het bloed in het onderbroekje en de beschadiging van de schaamlipjes welke de moeder ’s avonds heeft gezien, sluiten aan bij de verklaring van [aangeefster] dat verdachte met zijn vinger tegen haar kleding ter hoogte van de vagina is gekomen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
2 primair
hij op of omstreeks 13 oktober 2008, in de gemeente Rijssen-Holten,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
met een jongen genaamd [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], en/of een jongen genaamd [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had(den) bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) te plegen
door;
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd met hem, verdachte, mee te gaan naar een maïsveld en/of het bos, waar hij, verdachte, een pistool zou
laten zien en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrakteerd op een frikandel (misleiding) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zijn, verdachte's, geslachtsdeel heeft
laten zien en/of daarbij heen- en weer gaande bewegingen heeft gemaakt en/of
(vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft gezegd/gevraagd, "Weten jullie hoe ze dit bos noemen? Dit is een neukbos" en/of
- tegen die [slachtoffer 1] (dwingend) heeft gezegd - zakelijk weergegeven - "jullie
moeten nog even wachten, ik wil weten of jullie ook een piemel met een eikel
hebben" en/of "ik wil jullie eikeltje(s)/balletje(s) ook zien", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 23 december 2008,
althans op of omstreeks 23 december 2008, in de gemeente Rijssen-Holten,
zich opzettelijk oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in of achter
- een schuur - van een woning, gelegen aan [straatnaam], met ontbloot
geslachtsdeel heeft bevonden, terwijl daarbij een jongen genaamd [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum], zijns ondanks tegenwoordig was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Poging tot met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Schennis van de eerbaarheid op een niet openbare plaats, terwijl een ander daarbij zijns ondanks tegenwoordig is.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof constateert dat in alle door de deskundigen opgemaakte rapportages is uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1. Daarnaast wordt de vasthoudende ontkenning van verdachte voor dat feit gezien als een belangrijk gegeven, waaraan conclusies worden verbonden als afwezig probleembesef en geen compassie met de slachtoffers.
In zijn rapportage van 6 januari 2010 vermeldt drs. Wetsteyn, GZ-psycholoog, dat de DSM-IV-TR classificatie als diagnostische criteria voor ‘pedofilie’ de volgende kenmerken noemt waaraan voldaan moet worden als de diagnose gesteld wordt:
- gedurende een periode van ten minste zes maanden recidiverende intense seksueel opwindende fantasieën, seksuele drang of gedragingen met één of meer kinderen in de prepubertijd (in het algemeen dertien jaar of jonger);
- iemand heeft op basis van deze drang gehandeld, of de seksuele drang of fantasieën veroorzaakten duidelijk lijden of relatieproblemen;
- betrokkene is ten minste 16 jaar oud en ten minste vijf jaar ouder dan het kind, of de kinderen uit het eerste criterium.
Volgens de drie rapporteurs is aan bovengenoemde criteria voldaan.
Het hof komt, in tegenstelling tot de rechtbank en de advocaat-generaal, niet tot een bewezenverklaring van feit 1.
Voorts stelt het hof vast dat op basis van de feiten 2 en 3 niet wordt voldaan aan het laatstgenoemde criterium. Immers, verdachte was ten tijde van het tweede feit pas 15 jaar oud en ten tijde van het derde feit was hij weliswaar 16 jaar oud maar was aangever [slachtoffer 3] 13 jaar oud. Het hof acht de diagnose pedofilie ten aanzien van verdachte dan ook onvoldoende onderbouwd en neemt de conclusies uit de rapportages niet over.
Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is voorgevallen blijkt echter wel dat verdachte lijdt aan een identiteitsprobleem. Verdachte komt naar voren als een nog onrijpe jongen met een duidelijk stagnerende sociaal-emotionele ontwikkeling, opgroeiend in een beschermend, gesloten en hecht milieu. Door de algehele stagnatie is hij in alle milieus vastgelopen. Dit uit zich eveneens in lichamelijke problemen, voornamelijk longklachten, waardoor verdachte bijna niet naar school gaat en hij weinig buitenshuis komt. Hij heeft weinig vrienden. Als verdachte wel op school is, heeft hij geen contact met zijn klasgenoten. Hij dient als het ware geresocialiseerd te worden. Verdachte geeft zelf aan dat hij hulpverlening kan gebruiken. In de behandeling, waar zowel verdachte als zijn ouders achter staan, dient er aandacht te worden besteed aan de identiteits- en somatisatieproblematiek en de omgang met seksualiteit.
Hiertoe zal het hof een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur opleggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van de Jeugdreclassering en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook als dit inhoudt het ondergaan van een ambulante behandeling.
Daarbij is gelet op de lange tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Het hof heeft echter los daarvan gekozen voor een bij de bewezenverklaarde feiten en de persoon van verdachte passende strafoplegging, ook indien een tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf nimmer zal kunnen plaatsvinden.
Vordering tot schadevergoeding
De vordering van de benadeelde partij [naam vertegenwoordiger benadeelde partij], de wettelijke vertegenwoordiger van [benadeelde partij]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,- (vijfhonderd euro). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de vordering niet is betwist en dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 239 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 4 tenlastegelegde feit.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van de Jeugdreclassering en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook als dit inhoudt het ondergaan van een ambulante behandeling. Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van de verdachte opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De voorlopige hechtenis
Heft op het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
De vordering van de benadeelde partij [naam vertegenwoordiger benadeelde partij], de wettelijke vertegenwoordiger van [benadeelde partij]
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam vertegenwoordiger benadeelde partij], de wettelijke vertegenwoordiger van [benadeelde partij], te betalen een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [naam vertegenwoordiger benadeelde partij], de wettelijke vertegenwoordiger van [benadeelde partij], een bedrag te betalen van € 250,- (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 (vijf) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr M.H.M. Boekhorst Carrillo, voorzitter,
mr M.A.F. Cools-Weebers en mr R.W. van Zuijlen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr B.T.H. Janssen, griffier,
en op 20 januari 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.