ECLI:NL:GHARN:2010:BL0597
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel
In deze zaak gaat het om de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De betrokkene, geboren in 1953, had een bijzondere voorwaarde opgelegd gekregen die inhield dat hij onder toezicht en begeleiding van de Jellinek, Justitiële Verslavingszorg, moest staan. Tijdens de zitting kwam naar voren dat de betrokkene deze voorwaarde niet had nageleefd, maar dat hij wel een begeleidingscontact had aangegaan met Brijder Verslavingszorg. Hij hield zich aan de afspraken, waaronder deelname aan een Leefstijltraining. Het hof oordeelde dat de betrokkene de intentie van de bijzondere voorwaarde, namelijk zich begeleidbaar opstellen met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek, had nageleefd. Er was bovendien geen bewijs dat hij tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten had gepleegd.
Het hof concludeerde dat de beoogde strekking van de ISD-maatregel, namelijk de beveiliging van de maatschappij, op dat moment niet vereiste dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel werd bevolen. De vordering van de officier van justitie om de maatregel ten uitvoer te leggen werd dan ook afgewezen. De beslissing van de rechtbank, die eerder had bevolen dat de voorwaardelijk opgelegde maatregel alsnog ten uitvoer zou worden gelegd, werd vernietigd. Het hof baseerde zijn oordeel op nieuwe stukken en de verklaring van een getuige-deskundige tijdens de zitting op 12 januari 2010.