ECLI:NL:GHARN:2010:BL0597

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
26 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
ISD P09/0166
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel

In deze zaak gaat het om de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. De betrokkene, geboren in 1953, had een bijzondere voorwaarde opgelegd gekregen die inhield dat hij onder toezicht en begeleiding van de Jellinek, Justitiële Verslavingszorg, moest staan. Tijdens de zitting kwam naar voren dat de betrokkene deze voorwaarde niet had nageleefd, maar dat hij wel een begeleidingscontact had aangegaan met Brijder Verslavingszorg. Hij hield zich aan de afspraken, waaronder deelname aan een Leefstijltraining. Het hof oordeelde dat de betrokkene de intentie van de bijzondere voorwaarde, namelijk zich begeleidbaar opstellen met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek, had nageleefd. Er was bovendien geen bewijs dat hij tijdens de proeftijd nieuwe strafbare feiten had gepleegd.

Het hof concludeerde dat de beoogde strekking van de ISD-maatregel, namelijk de beveiliging van de maatschappij, op dat moment niet vereiste dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel werd bevolen. De vordering van de officier van justitie om de maatregel ten uitvoer te leggen werd dan ook afgewezen. De beslissing van de rechtbank, die eerder had bevolen dat de voorwaardelijk opgelegde maatregel alsnog ten uitvoer zou worden gelegd, werd vernietigd. Het hof baseerde zijn oordeel op nieuwe stukken en de verklaring van een getuige-deskundige tijdens de zitting op 12 januari 2010.

Uitspraak

ISD P09/0166
Beslissing d.d. 26 januari 2010
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
ISD-er,
geboren in 1953,
verblijvende te verblijfplaats.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 29 april 2009, inhoudende het bevel dat de bij vonnis van 17 januari 2008 voorwaardelijk opgelegde maatregel
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Overwegingen:
Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht doet mede op grond van nieuwe stukken en hetgeen de getuige-deskundige op de terechtzitting van het hof van 12 januari 2010 heeft verklaard.
Het hof dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders bevolen dient te worden omdat betrokkene de bij vonnis gestelde bijzondere voorwaardelijk niet heeft nageleefd.
Voorts zal moeten worden bezien of het niet tenuitvoerleggen van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, ernstige (drugs)overlast en verloedering van het publiek domein.
Uit de door de Justitiële Verslavingszorg opgemaakte rapporten en het ter terechtzitting van het hof verhandelde is naar voren gekomen dat betrokkene weliswaar de in het vonnis vermelde bijzondere voorwaarde van -kort gezegd- toezicht en begeleiding door de Jellinek, Justitiële Verslavingszorg, afdeling reclassering, niet heeft nageleefd, maar dat hij wel een begeleidingscontact is aangegaan met Brijder Verslavingszorg en dat hij zich goed aan de afspraken, onder andere betreffende een Leefstijltraining, houdt. Betrokkene is daarmee de intentie van de bijzondere voorwaarde, te weten het zich begeleidbaar opstellen met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek ter voorkoming van het opnieuw plegen van strafbare feiten, nagekomen.
Verder is niet gebleken dat betrokkene bij onherroepelijk vonnis is veroordeeld ter zake van gedurende de proeftijd gepleegde strafbare feiten.
Naar het oordeel van het hof vordert de beoogde strekking van de ISD-maatregel -te weten beveiliging van de maatschappij- thans niet dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde maatregel wordt bevolen. De daartoe strekkende vordering van de officier van justitie zal derhalve worden afgewezen.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank van met betrekking tot betrokkene.
Wijst af de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 24 december 2008 strekkende tot tenuitvoerlegging van de
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, ten aanzien waarvan bevel was gegeven dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd.
Aldus gedaan door
mr J.I.M.W. Bartelds als voorzitter,
mr P.A.H. Lemaire en mr F.A.M. Bakker als raadsheren,
en drs. J. Boon en drs. R. Poll als raden,
in tegenwoordigheid van mw M.C.L. Roelofs als griffier,
en op 26 januari 2010 in het openbaar uitgesproken.
Mr F.A.M. Bakker en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.