Parketnummer: 24-000068-09
Parketnummer eerste aanleg: 07-996557-07
Arrest van 21 januari 2010 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, economische kamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 december 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1939] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.T. Schlepers, advocaat te Stadskanaal.
Het vonnis waarvan beroep
De economische kamer van de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 180 uren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - met inachtneming van de door de rechter in eerste aanleg en het hof in hoger beroep toegelaten wijzigingen - ten laste gelegd, dat:
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 2005 t/m 1 mei 2007, in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk één of meer eksters, zwarte kraaien, buizerds en/of reeën, zijnde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen en/of gedood en/of bemachtigd of met het oog daarop heeft opgespoord;
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 t/m 1 mei 2007, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk één of meer dieren, te weten een of meer fazanten, patrijzen, een kraai en/of een ekster en producten van dieren, te weten dode kraaien, spreeuwen, zanglijsters, vlaamse gaaien, een roerdomp, een buizerd en/of roeken (telkens) behorende tot een beschermde inheemse en/of beschermde uitheemse diersoort, onder zich heeft gehad en/of ten verkoop heeft aangeboden;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 t/m 1 mei 2007 in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met (een) vastgestelde voorschrift(en) krachtens artikel 5, tweede en/of derde en/of vierde en/of zesde en/of zevende en/of achtste lid, en/of artikel 5a, eerste en/of tweede lid, en/of artikel 9, tweede en/of derde lid van de "Bestrijdingsmiddelenwet 1962", immers heeft hij het bestrijdingsmiddel LUXAN Mollentabletten (met toelatingnummer 8717 N) in strijd met het wettelijk gebruiksvoorschrift gebezigd ter doding van een of meer vossen, althans anders heeft gebruikt dan als middel ter bestrijding van mollen en woelratten;
4.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 t/m 1 mei 2007 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, al dan niet opzettelijk een of meer kadavers of aas, waarop/waarin (telkens) een bestrijdingsmiddel met de werkzame stof Aldicarb was aangebracht, althans aanwezig was, in een bos ([naam]) of natuurgebied heeft uitgelegd/verspreid, en aldus (telkens) niet heeft voldaan aan zijn verplichting ten aanzien van een (Aldicarb bevattend) bestrijdingsmiddel of resten daarvan een zodanige zorgvuldigheid in acht te nemen dat geen gevaar ontstond voor de mens dan wel voor dieren welker instandhouding gewenst is;
5.
hij op of omstreeks 1 mei 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], al dan niet opzettelijk een (Aldicarb bevattend) bestrijdingsmiddel, waarvan niet bleek, dat dat bestrijdingsmiddel ingevolge de "Bestrijdingsmiddelenwet 1962" was toegelaten, voorhanden en/of in voorraad heeft gehad;
6.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2006 t/m 1 mei 2007 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een of meer wapens van categorie II, te weten een cs-gas spuitbusje, en/of vuurwapens van categorie III, te weten een dubbelloops hagelgeweer (kaliber 20 / serienummer 17231) en/of een dubbelloops hagelgeweer (merk Wolf) en/of een meerloops hagel- en kogelgeweer (Krupp typeDrillinge) en/of een meerloops hagelgeweer (Luigi Franchi type super-pose) en/of een kogelgeweer (Krico) en/of (bijbehorende) onderdelen van (die) vuurwapens en/of (ongeveer 1663 stuks) munitie van categorie III (behorend bij die vuurwapens en/of slachtapparaatmunitie) voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
verdachte op tijdstippen in de periode van 10 november 2005 t/m 1 mei 2007, in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland opzettelijk één ekster, één zwarte kraai en reeën, zijnde dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort, heeft gevangen en/of gedood;
2.
verdachte in de periode van 1 januari 2007 t/m 1 mei 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk dieren, te weten fazanten, patrijzen, een kraai en een ekster en producten van dieren, te weten dode spreeuwen, zanglijsters, vlaamse gaaien, een roerdomp, een buizerd en een roek, telkens behorende tot een beschermde inheemse diersoort, onder zich heeft gehad;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 t/m 1 mei 2007 in de gemeente [gemeente], opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een vastgesteld voorschrift krachtens artikel 5, tweede van de "Bestrijdingsmiddelenwet 1962", immers heeft hij het bestrijdingsmiddel LUXAN Mollentabletten (met toelatingnummer 8717 N) in strijd met het wettelijk gebruiksvoorschrift gebezigd ter doding van vossen;
4.
verdachte op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 t/m 1 mei 2007 in de gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland, opzettelijk kadavers of aas, waarop/waarin telkens een bestrijdingsmiddel met de werkzame stof Aldicarb was aangebracht, in een bos ([naam]) of natuurgebied heeft uitgelegd/verspreid, en aldus telkens niet heeft voldaan aan zijn verplichting ten aanzien van een (Aldicarb bevattend) bestrijdingsmiddel of resten daarvan een zodanige zorgvuldigheid in acht te nemen dat geen gevaar ontstond voor de mens dan wel voor dieren welker instandhouding gewenst is;
5.
hij op 1 mei 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk een (Aldicarb bevattend) bestrijdingsmiddel, waarvan niet bleek, dat dat bestrijdingsmiddel ingevolge de "Bestrijdingsmiddelenwet 1962" was toegelaten, voorhanden en in voorraad heeft gehad;
6.
verdachte in de periode van 1 april 2006 t/m 1 mei 2007 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie II, te weten een cs-gas spuitbusje, en vuurwapens van categorie III, te weten een dubbelloops hagelgeweer (kaliber 20 / serienummer 17231) en een dubbelloops hagelgeweer (merk Wolf) en een meerloops hagel- en kogelgeweer (Krupp typeDrillinge) en een meerloops hagelgeweer (Luigi Franchi type super-pose) en een kogelgeweer (Krico) en bijbehorende onderdelen van vuurwapens en ongeveer 1663 stuks munitie van categorie III (behorend bij die vuurwapens en/of slachtapparaatmunitie) voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 9 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
onder 2: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 13 van de Flora- en faunawet, opzettelijk begaan;
onder 3: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
onder 4: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 13 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd;
onder 5: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2, eerste lid van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, opzettelijk begaan;
onder 6: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 26 van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich opzettelijk schuldig gemaakt aan een tweetal overtredingen van de Flora- en faunawet door verschillende vogels en reeën, die tot een beschermde inheemse diersoort behoren, te vangen, te doden of onder zich te hebben. De hier in het geding zijnde voorschriften strekken tot de bescherming van inheemse diersoorten.
Het hof neemt verdachte kwalijk dat juist hij, een zeer ervaren jachtopziener en wildbeheerder die - naar eigen zeggen - de liefde voor de natuur hoog in het vaandel heeft staan, is voorbij gegaan aan dit belang.
In het licht hiervan rekent het hof verdachte de drie door hem opzettelijk begane overtredingen van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 zwaar aan. Verdachte heeft vossen gedood door gebruik te maken van mollentabletten. Deze tabletten mogen - onder strikte voorwaarden - slechts worden ingezet ter bestrijding van mollen. Voorts heeft verdachte verscheidene keren met het bestrijdingsmiddel Aldicarb vergiftigd aas uitgelegd, met als doel hiermee vossen en steenmarters te doden. Verdachte heeft door gebruik te maken van deze - niet toegestane en dieronvriendelijke - methoden ernstig gevaar veroorzaakt voor mens en dier.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie. Verdachte heeft gedurende de bewezen verklaarde periode een cs-gas spuitbusje en verscheidene (jacht)geweren met bijbehorende munitie voorhanden gehad. In zijn algemeenheid kan het zonder vergunning voorhanden hebben van wapens een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Bovendien heeft verdachte gedurende het plegen van de bewezen verklaarde feiten zich niets aangetrokken van het feit dat hij niet (meer) in het bezit is van een jachtakte.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 9 oktober 2009, waaruit is gebleken dat verdachte niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld.
In de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, ziet het hof aanleiding verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen van hierna te melden omvang. De modaliteit van de geldboete als door de rechtbank opgelegd, doet daaraan onvoldoende recht. Gelet op verdachtes houding ter terechtzitting van het hof kan naar het oordeel van het hof - anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd - met deze straf worden volstaan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 9 en 13 van de Flora- en faunawet, de artikelen 2, 10 en 13 van de Bestrijdingsmiddelenwet 1962, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde v??r de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.