ECLI:NL:GHARN:2010:3275

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
21-000927-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens niet strafbaar feit onder het Wetboek van Militair Strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Arnhem. De verdachte, een soldaat der eerste klasse, was in eerste aanleg veroordeeld voor het niet opvolgen van veiligheidsregels met betrekking tot het gebruik van een seinpistool, wat leidde tot een schot dat een andere persoon raakte. De advocaat-generaal had een werkstraf en verlenging van de proeftijd gevorderd. Het hof heeft echter geoordeeld dat het bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit onder artikel 164 van het Wetboek van Militair Strafrecht. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de eisen van strafbaarheid. De verdediging voerde aan dat het dienstvoorschrift niet als zodanig kon worden aangemerkt, maar het hof verwierp dit verweer. De beslissing van het hof is gebaseerd op de vaststelling dat de verdachte niet strafbaar was, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd afgewezen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000927-09
Uitspraak d.d.: 24 maart 2010
TEGENSPRAAK

Arrest van de militaire kamer

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de militaire kamer van de rechtbank Arnhem van 23 februari 2009 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 05-800088-07, in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1981] ,
wonende te [woonplaats] ,
soldaat der eerste klasse, registratienummer [nummer] ,
[eenheid] te [plaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 maart 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot oplegging van een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en tot verlenging van de proeftijd in het kader van de vordering na voorwaardelijke veroordeling. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadslieden,
mr P. Reitsma, en luitenant-kolonel H.B. Lolkema naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij als militair, op of omstreeks 04 oktober 2008, te of nabij [plaats] , in
elk geval in Afghanistan, opzettelijk het dienstvoorschrift VS 7-510 (Pistool,
sein, kal..4 (26,5 mm), 'GECO'), waarin onder "veiligheidsregels" (onder punt
6) was voorgeschreven dat bij alle handelingen aan het wapen, moet het wapen
in een veilige richting worden gehouden, niet heeft opgevolgd, hierin
bestaande dat hij een wapen (seinpistool) ter hand heeft genomen en/of
(vervolgens) de haan van het wapen naar achteren heeft gehaald en/of
(vervolgens) het wapen op [betrokkene] heeft gericht en/of (vervolgens) de
trekker van het wapen heeft overgehaald waarbij/waarna een schot (flare) is
afgegaan waardoor voornoemde [betrokkene] door een (licht)patroon (flare) aan de
(rechter)borst werd getroffen/geraakt, terwijl daarvan/daardoor gemeen gevaar
voor een persoon, te weten genoemde [betrokkene] , te duchten is geweest.
De tenlastelegging moet voor het gedeelte “, terwijl daarvan/daarvoor gemeen gevaar voor een persoon, te weten genoemde [betrokkene] , te duchten is geweest” nietig worden verklaard.
Met “gemeen gevaar voor
personen” in artikel 136 sub 2° Wetboek van Militair Strafrecht, wordt gedoeld op een algemeen gevaar voor meer dan een persoon (anders dan sub 3°, waar het gaat om levensgevaar voor een ander).
“Gemeen gevaar voor een persoon” is daarom innerlijk tegenstrijdig.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Het verweer

Door de verdediging is aangevoerd dat het door de commandant Commando Opleidingen van de Koninklijke Landmacht (C-COKL) uitgevaardigde dienstvoorschrift die kwalificatie buiten het aspect van de opleidingen niet draagt. Het onderhavige voorschrift kan daarom volgens de verdediging niet als dienstvoorschrift worden aangemerkt, zodat vrijspraak dient te volgen.
Het hof verwerpt dit verweer. VS 7-510 is op 1 juli 1993 vastgesteld door C-COKL. Op grond van artikel 6 van de Uitvoeringsregeling militair straf- en tuchtrecht van 19 december 1990, kwam aan de commandant van het Commando Opleidingen van de Koninklijke Landmacht de bevoegdheid tot het geven van dienstvoorschriften mede toe.
Deze bevoegdheid of de strekking van die door C-COKL gegeven dienstvoorschriften, worden niet beperkt, zodat deze landmachtbreed gelden en niet enkel voor of gedurende de opleiding.
Het hof merkt ten overvloede op dat in de Uitvoeringsregeling militair straf- en tuchtrecht 2000 ten aanzien van de commandant commando opleidingen (thans: de commandant van het opleidings- en trainingscommando) met zoveel woorden is bepaald dat zijn bevoegdheid ziet op dienstvoorschriften, die KL-breed (thans CLAS-breed) moeten worden gehanteerd. Ook hieraan kan het hof geen argumenten ontlenen om aan de in 1993 geldende regeling een niet in die regeling verwoorde beperktere strekking toe te kennen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij als militair, op
of omstreeks04 oktober 2008, te
of nabij[plaats] ,
in
elk geval in Afghanistan, opzettelijk het dienstvoorschrift VS 7-510 (Pistool,
sein, kal..4 (26,5 mm), 'GECO'), waarin onder "veiligheidsregels" (onder punt
6) was voorgeschreven dat: “Bij alle handelingen aan het wapen, moet het wapen
in een veilige richting worden gehouden”, niet heeft opgevolgd, hierin
bestaande dat hij een wapen (seinpistool) ter hand heeft genomen en
/of
(vervolgens) de haan van het wapen naar achteren heeft gehaald en
/of
(vervolgens)het wapen op [betrokkene] heeft gericht en
/of(vervolgens) de
trekker van het wapen heeft overgehaald
waarbij/waarna een schot (flare) is
afgegaan waardoor voornoemde [betrokkene] door een (licht)patroon (flare) aan de
(rechter)borst werd getroffen/geraakt
terwijl daarvan/daardoor gemeen gevaar
voor een persoon, te weten genoemde [betrokkene] , te duchten is geweest.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is niet te kwalificeren als een strafbaar feit, in het bijzonder niet onder artikel 136 van het Wetboek van Militair Strafrecht. Verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij van de militaire politierechter van 27 september 2007 opgelegde voorwaardelijke militaire detentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de proeftijd te verlengen met 1 (één) jaar.
Nu het bewezenverklaarde geen strafbaar feit oplevert, dient de vordering te worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.

Tenuitvoerlegging

Wijst de vordering af.
Aldus gewezen door
mr R. van den Heuvel, voorzitter,
mr G. Mintjes, lid, en brigadegeneraal (tit.) mr J.S. van Duurling, militair lid,
in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier,
en op 24 maart 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.