Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
1.de maatschapLodder & Co Accountants, Belastingadviseurs en Managementconsultants,gevestigd te Zevenaar;
Lodder & Co Goodwill,gevestigd te Zevenaar;
Hassel Holding B.V.,
gevestigd te Sleeuwijk, gemeente Werkendam;
H. de Diemsche Beuck B.V.,gevestigd te Didam, gemeente Montferland;
M’dad B.V.,gevestigd te Rijswijk;
Barracuda IJsselstein B.V.,gevestigd te IJsselstein;
Vrijheid Apeldoorn B.V.,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Locotax heeft in eerste aanleg Lodder c.s. gedagvaard. Zij heeft van Lodder c.s. hoofdelijke betaling gevorderd van de volgens haar aan haar toekomende bedragen ter zake van haar rekening-courant vordering op de maatschap (hierna: de kapitaalrekening) alsmede van de door Locotax opgebouwde goodwill, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast heeft Locotax hoofdelijke veroordeling van Hassel en DDB gevorderd tot (verkort weergegeven:) nakoming van de overeenkomst ter zake de verkoop door Locotax van de door haar gehouden aandelen in Loda aan Hassel en DDB (hierna: de Loda-overeenkomst). Locotax heeft tevens een verklaring voor recht gevorderd dat DDB ten onrechte op 8 juli 2004 is overgegaan tot buitengerechtelijke ontbinding van de Loda-overeenkomst, en dat DDB mitsdien geen vordering heeft op Locotax, die zij aan Lodder & Co. Goodwill heeft kunnen cederen. In reconventie heeft DDB terugbetaling gevorderd van hetgeen zij op grond van de Loda-overeenkomst aan Locotax heeft voldaan, verminderd met het bedrag van de door DDB aan Lodder & Co. Goodwill gecedeerde vordering. Lodder & Co. Goodwill heeft betaling gevorderd van deze gecedeerde vordering. DDB en Hassel hebben verder veroordeling van Locotax gevorderd tot aanbieding van haar aandelen in Loda, conform het gestelde in artikel 7 van de statuten van Loda.
In dit vonnis heeft de rechtbank voorts overwogen dat het lidmaatschap van Locotax van beide maatschappen is geëindigd op 31 december 2000. Zij heeft Locotax opgedragen te bewijzen dat Lodder & Co. en Lodder & Co. Goodwill zich hebben verbonden tot betaling van de bedragen aan kapitaal en goodwill blijkend uit de overgelegde jaarrekeningen 2000 van de beide maatschappen, in die zin dat op deze bedragen later geen correcties meer mogen worden aangebracht. Daarnaast heeft de rechtbank in dit vonnis Locotax opgedragen te bewijzen dat er op 6 juni 2001 tussen [A] , [B] en [C] (namens Locotax, DDB en Hassel) telefonisch overeenstemming is bereikt over de verkoop van de aandelen Locotax in Loda aan Hassel en DDB, alsmede dat Hassel daarna te kennen heeft gegeven te willen toetreden tot de Loda-overeenkomst.
De tekortkoming die DDB aan Locotax verwijt ziet immers op de levering van de aandelen in Loda aan DDB. Locotax kon en kan daartoe niet overgaan, omdat Hassel en –zoals uit de onderhavige procedure volgt – ook DDB zich op de blokkeringsregeling in de statuten van Loda beroepen. Zij hebben daarbij jegens Locotax aanspraak gemaakt op overdracht van de aandelen die Locotax in Loda hield tegen betaling van een door een deskundige bepaalde prijs daarvan, vastgesteld naar het moment van de daadwerkelijke aankoop van die aandelen. [B] heeft echter namens DDB ingestemd met het doen uitkeren van in totaal € 200.000,-- aan DDB en Vrijheid over de jaren 2002 en 2003. In verband met deze uitkering, tegen de achtergrond van het feit dat Hassel pas in een brief van 11 juli 2003 een beroep heeft gedaan op de blokkeringsregeling in de statuten van Loda, en dat DDB ten tijde van haar instemming met deze uitkering, op zijn minst op de hoogte was van dit beroep van Hassel op de blokkeringsregeling, is DDB mede debet geworden aan de patstelling die is ontstaan tussen de aandeelhouders van Loda. Immers, Locotax is als gevolg van de hoge managementfees – waarvoor geen zakelijke verklaring is gegeven – geconfronteerd met een waardedaling van de aandelen in Loda in de jaren ná 2000, terwijl Hassel, naar DDB wist, haar wél heeft gedwongen en thans – gesteund door DDB – ook dwingt mee te werken aan een verkoop van deze aandelen tegen een door een deskundige naar een latere datum vast te stellen prijs daarvan. Door deze handelwijze is Locotax in een onevenredig nadelige positie gemanoeuvreerd. Deze feiten en omstandigheden brengen met zich dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat DDB zich er jegens Locotax op beroept dat zij de Loda-overeenkomst ontbindt omdat Locotax is tekortgeschoten in haar verplichting tot levering van de aandelen Loda.
3. Voor alle leden voorts om de navolgende redenen, waarbij zonodig voor “lid” bij een rechtspersoonlid mede gelezen dient te worden “de directeur van het rechtspersoonlid”:
f. indien en doordat het lid ophoudt lid te zijn van een beroepsorganisatie;
g. door opzegging zijdens het lid mits:
1. de opzegging geschiedt met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste 12 maanden;
2. de opzegging geschiedt tegen het einde van een kalenderkwartaal van enig jaar;
“Kapitaal LC per 31 december 2000 f 2.075.000 conform je berekening. Ik moet mij nog voor 20 november a.s. met [E] verstaan inzake de detailposten ten grondslag liggend aan je berekening van kapitaaleindstand. (…) Goodwillcompromis per 31 december 2000 f 1.050.000: akkoord.”Vervolgens zijn op basis van deze voorlopig berekende bedragen per 31 december 2000 (vooruit)betalingen aan Locotax gedaan (gedurende anderhalf jaar ten aanzien van de kapitaalrekening, respectievelijk tweeëneenhalf jaar ten aanzien van de goodwillrekening).
Grief 10 mist voor het overige zelfstandige betekenis en behoeft om die reden geen verdere behandeling.