ECLI:NL:GHARN:2009:BL0962

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21/000011-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en zelf afdoen van zaak betreffende overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen. De verdachte, houder van een varken, werd beschuldigd van het laten vervoeren van een niet voor transport geschikt varken, in strijd met artikel 8 van de EG-verordening nr. 1/2005 en artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed de zaak zelf af, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. De verdachte had op 7 mei 2007 in de gemeente [A] een ernstig kreupel varken laten vervoeren, wat leidde tot de overtreding van de wetgeving omtrent dierenvervoer.

De verdachte voerde aan dat hij niet schuldig was, omdat hij ervan uitging dat het varken vervoerd kon worden. Het hof verwierp dit beroep op afwezigheid van alle schuld, omdat uit de diergeneeskundige verklaring bleek dat het varken in een ongeschikte conditie verkeerde voor transport. Het hof oordeelde dat de verdachte niet redelijkerwijs kon aannemen dat het varken geschikt was voor transport, gezien de medische toestand van het dier.

Het hof legde een geldboete op van € 900,00, met een voorwaardelijk deel van € 450,00, dat niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte binnen twee jaar opnieuw een strafbaar feit pleegt. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, waarbij ook rekening is gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000011-09
Uitspraak d.d.: 3 november 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Zutphen van 22 december 2008 in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats en adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 oktober 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd, dat:
Hij op of omstreeks 7 mei 2007 in de gemeente [A], althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 8 van de EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft hij als houder van een of meer dieren, op de plaats van vertrek een van die dieren niet in overeenstemming met de technische voorschriften behorende bij voornoemde verordening laten vervoeren, door:
? op of omstreeks 7 mei 2007 in de gemeente [A], althans in Nederland, een varken te laten vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, daar dit varken ernstig kreupel was en/of probeerde alle poten te ontlasten en/of hijgde en/of een verdikte linker- en rechterschouder had.
Art. 59 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
Art. 9 Regeling dierenvervoer 2007
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij 7 mei 2007 in de gemeente [A] heeft gehandeld in strijd met artikel 8 van de EG-verordening nr. 1/2005, immers heeft hij als houder van dieren, op de plaats van vertrek een van die dieren niet in overeenstemming met de technische voorschriften behorende bij voornoemde verordening laten vervoeren, door:
? op 7 mei 2007 in de gemeente [A] een varken te laten vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, daar dit varken ernstig kreupel was en probeerde alle poten te ontlasten en hijgde en een verdikte linker- en rechterschouder had.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op:
Overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Strafbaarheid van de verdachte
Beroep op afwezigheid van alle schuld
Door verdachte is betoogd dat verdachte ervan uit ging en ervan uit mocht gaan dat het varken vervoerd kon en mocht worden, zodat verdachte niet strafbaar is. Verdachte heeft omtrent de gezondheidstoestand van het varken verklaard dat het had geleden aan een hersenvliesontsteking en ten gevolge daarvan een voorkeurszijde had ontwikkeld waar hij veel op gelegen had, waardoor aan een zijde van het lijf een verdikking was ontstaan. Over de kortademigheid van het varken heeft verdachte verklaard dat dat misschien ontstaan was tijdens het transport.
Verdachte heeft voorts verklaard dat het varken geheel is goedgekeurd voor consumptie en dat hij zich afvraagt hoe erg de verdikking dan was.
Het hof vat dit betoog op als een beroep op het ontbreken van alle schuld en overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de opgemaakte diergeneeskundige verklaring blijkt dat het een ernstig kreupel varken betreft, dat het dier alle poten probeerde te ontlasten, dat het hijgde, dat het dier pijnlijk was aan de aangedane poten en dat het transport het dier onnodig lijden heeft berokkend.
De getuige-deskundige [B] – mede-opsteller van de diergeneeskundige verklaring – heeft ter terechtzitting van de economische politierechter d.d. 22 september 2008 verklaard dat de afspraak is dat er alleen een diergeneeskundige verklaring wordt opgemaakt als een dier erg kreupel is en als het duidelijk pijn heeft. Een vergroeiing herkennen ze duidelijk en die wordt niet gemeld.
Tegen deze achtergrond is niet aannemelijk dat verdachte in redelijkheid geen weet kon hebben van de (voor het transport niet geschikte) conditie van het varken in kwestie. Dat wordt niet anders waar gesteld wordt dat de beide genoemde deskundigen dat verkeerd moeten hebben gezien omdat het dier voor de slacht geheel goedgekeurd is. Uit de verklaring van de getuige-deskundige [C], afgelegd ter zitting van de economische politierechter op 22 september 2008, blijk immers dat het kan zijn dat een dier waarvan bij het uitladen een diergeneeskundige verklaring is opgemaakt, bij en voor de slacht (toch) volledig wordt goedgekeurd.
Het beroep op het ontbreken van alle schuld wordt verworpen.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op het maatschappelijk functioneren van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De advocaat-generaal heeft een geldboete van € 900,- gevorderd, gebaseerd op de oriëntatiepunten straftoemeting, waarbij voor dergelijke feiten 45 sanctiepunten, van € 25,- per punt, wordt toegekend. Op zichzelf leveren de richtlijnen een bruikbaar uitgangspunt op, maar blijkens het uittreksel justitiële documentatie is verdachte niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit. Het hof ziet hierin aanleiding een lagere straf op te leggen dan gevorderd. Het hof zal tevens een deel voorwaardelijke geldboete opleggen, met als doel te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw soortgelijke feiten zal plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 1/2005, de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 51 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 59 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, artikel 9 van de Regeling dierenvervoer 2007.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 900,00 (negenhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 18 (achttien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot EUR 450,00 (vierhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr H.W. Koksma, voorzitter,
mr J.A.W. Lensing en mr B.P.J.A.M. van der Pol, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr M. Vodegel-Irausquin, griffier,
en op 3 november 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.