ECLI:NL:GHARN:2009:BK7668

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000755-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in zaak van meineed na herziening door het Gerechtshof Arnhem

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die eerder was veroordeeld voor meineed. De verdachte had in 2005 aangifte gedaan tegen haar echtgenoot voor mishandeling, verkrachting en bedreiging, maar trok deze verklaringen later in. Het hof oordeelde dat het aan de verdachte tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Het hof baseerde zijn oordeel op de verklaringen van negen getuigen die onder ede waren gehoord, en concludeerde dat de verdachte op het moment van haar eerdere verklaringen de waarheid had gesproken. Het hof weegt mee dat de verdachte haar man valselijk had beschuldigd uit wraakgevoelens. De getuigenverklaringen gaven geen steun aan de beschuldigingen van de verdachte tegen haar echtgenoot. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit. De zaak was eerder door de Hoge Raad der Nederlanden naar het hof verwezen voor herziening, waarbij de Hoge Raad de aanvraag tot herziening gegrond had verklaard. Het hof concludeerde dat er geen bewijs was voor de beschuldigingen en dat de verdachte ten onrechte was vervolgd. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van waarheidsgetrouwe verklaringen en de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met beschuldigingen in het strafrecht.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000755-09
Uitspraak d.d.: 7 december 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden, op de voet van artikel 467 van het Wetboek van Strafvordering in de strafzaak tegen
[naam]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Herziening
Verdachte is bij vonnis van de politierechter te Almelo van 8 november 2005, parketnummer 08/720761-05, ter zake van meineed veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bij arrest van 10 februari 2009, nr. 08/03426 H, heeft de Hoge Raad der Nederlanden de aanvraag tot herziening van voornoemde vonnis gegrond verklaard, met bevel voor zover nodig tot opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormelde vonnis en met verwijzing van de zaak naar dit hof, opdat de zaak op de voet van artikel 467, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Het hof komt met betrekking tot de zaak tot een andere bewijsbeslissing en zal het vonnis van de politierechter Almelo derhalve vernietigen en opnieuw rechtdoen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting van dit hof van 23 november 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering tot vrijspraak van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsvrouw,
mr S.C. Sassen, naar voren is gebracht.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 22 juni 2005,
in de gemeente Almelo.
ter terechtzitting van de Arrondissementsrechtbank te Almelo als getuige in de zaak tegen [naam echtgenoot], nadat zij in handen van de Voorzitter op de bij de met voorgeschreven wijze de eed afgelegd de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen, in elk geval in een geval waarin een wettelijk voorschrift een verklaring onder ede vordert en/of daaraan rechtsgevolgen verbindt, mondeling, persoonlijk, opzettelijk valselijk, geheel of ten dele in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven - heeft verklaard: "De beschuldigingen tegen mijn man die ik bij de aangifte van 24 februari 2005 en 3 maart 2025 heb geuit, zijn gelogen. Ik ben niet door mijn man geslagen, hij heeft mij niet verkracht en ik ben op geen enkele wijze door hem bedreigd. Als mijn kinderen tegenover anderen hebben verklaard dat mijn man mij heeft geslagen en er ruzies waren waarbij de kinderen tussen ons moesten komen, dan is dat niet waar. Wij hadden discussie, geen ruzie. U houdt mij voor wat mijn buurvrouw heeft verklaard over 12 februari 2005. Als anderen hebben gezien dat ik bloedde, dan komt dat omdat ik was flauwgevallen. Als anderen hebben gezien dat plukken haar van mij op de keukenvloer lagen, dan komt dat omdat mijn haar spontaan uitvalt. Ik heb nooit blauwe plekken gehad. Ik heb ook bij het "Blijf van mijn lijf- huis" gelogen".
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt het volgende.
Verdachte heeft op 24 februari 2005 en 3 maart 2005 bij de politie aangifte gedaan van mishandelingen, bedreiging met zware mishandeling en verkrachting door haar echtgenoot, [naam echtgenoot]. Niet lange tijd later, te weten op 15 maart 2005 en 17 maart 2005, heeft zij bij de politie haar verklaringen ingetrokken. Op basis van het dossier is desondanks tegen de echtgenoot van verdachte strafrechtelijke vervolging ingesteld.
Ter terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Almelo op 28 juni 2005 heeft verdachte, als getuige in de strafzaak tegen [naam echtgenoot], wederom de beschuldigende verklaringen tegen haar man, welke zij had geuit bij de aangifte van 24 februari 2005 en 3 maart 2005, ingetrokken.
Verdachte werd naar aanleiding van deze afgelegde getuigenverklaring op 28 juni 2005 vervolgd wegens meineed.
Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Almelo van 28 april 2006 is de echtgenoot van verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf van 36 maanden waarvan 16 voorwaardelijk. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.
Tijdens de procedure in hoger beroep zijn in opdracht van het gerechtshof Arnhem negen getuigen gehoord door de rechter-commissaris in de rechtbank Almelo.
In de procedure hoger beroep heeft het gerechthof Arnhem op 9 juli 2008 eindarrest gewezen in de strafzaak tegen [naam echtgenoot]. Daarbij is de echtgenoot van verdachte vrijgesproken van alle hem tenlastegelegde feiten. De motivering van het hof Arnhem in voornoemd arrest luidt - voor zover hier relevant - als volgt:
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Blijkens de zeer uitvoerige tegenover de rechter-commissaris door de getuigen afgelegde verklaringen hadden zowel verdachte als aangeefster in de periode van de tenlastegelegde feiten veel en regelmatig contact met de meeste getuigen, dan wel waren de getuigen in de gelegenheid veel van het gezinsleven van verdachte en aangeefster te observeren. Het hof ziet in de wijze waarop de getuigen hebben verklaard en hetgeen zij hebben verklaard - mede gelet op de omstandigheid dat allen onder ede tegenover de rechter-commissaris hebben verklaard - geen aanleiding om te twijfelen aan het waarheidsgehalte van hun verklaringen.
Omtrent het onder 1 tenlastegelegde hebben de getuigen [namen van zes getuigen] bij de rechter-commissaris onder meer verklaard dat zij bij aangeefster geen blauwe plekken dan wel ander letsel hebben gezien.
Ook hebben zij niet gezien dan wel van aangeefster gehoord dat zij werd mishandeld door verdachte. De getuige [naam getuige] verklaart dat zij nooit van enige onenigheid tussen aangeefster en verdachte heeft gemerkt en als dat al zo zou zijn, zij dat zeker van aangeefster zou hebben gehoord.
De getuige [naam getuige] verklaart onder meer dat zij nooit heeft gemerkt dat er problemen waren tussen aangeefster en verdachte.
De getuige [naam getuige] verklaart bij de rechter-commissaris dat hij vaak bij verdachte en aangeefster thuis kwam en dat hij in de periode van de aangifte heeft gehoord dat aangeefster verdachte wilde terugpakken nadat zij door verdachte was bedrogen. Uit de verklaringen van de getuigen komt ook naar voren dat aangeefster gedurende de tenlastegelegde perioden regelmatig op epilepsie gelijkende aanvallen, waarbij zij flauwvalt, heeft gehad.
Met betrekking tot de tenlastegelegde verkrachtingen verklaart een aantal getuigen niet, dan wel dat zij daarvan niets weten of daarover niets hebben gehoord van aangeefster.
De getuige [naam getuige] heeft verklaard bij de rechter-commissaris, dat zij van aangeefster heeft gehoord dat verdachte tegen haar zin seks met haar heeft gehad, maar daarbij heeft zij niet gehoord van aangeefster over mogelijke bedreiging van geweld dan wel geweld door verdachte.
De getuigen verklaren in het geheel niet over handelingen zoals weergegeven in het onder 3 tenlastegelegde waarmee verdachte aangeefster zou hebben bedreigd.
Daarnaast verklaarde een aantal getuigen dat zij ook in de periode van de detentie van verdachte en na diens invrijheidstelling eind april 2006 nog (veelvuldig) contact hadden/hebben met verdachte en aangeefster. De relatie tussen verdachte en aangeefster is gedurende die gehele periode in stand gebleven. Desgevraagd verklaarden de getuigen ook over de periode na de detentie van verdachte geen negatieve zaken betreffende de relatie tussen verdachte en aangeefster te hebben bemerkt. Aangeefster zelf heeft korte tijd nadat zij destijds haar aangifte en aanvullende belastende verklaring bij de politie had gedaan bij de politie gemeld dat zij verdachte in haar verklaringen geheel ten onrechte had beschuldigd van de feiten zoals in de tenlastelegging verwoord. Nadien heeft zij ook onder ede ter zitting van de rechtbank verklaard dat verdachte de tenlastegelegde feiten niet had begaan. Als uitleg heeft aangeefster gegeven dat zij in de periode van het afleggen van de verklaringen zichzelf niet was, dat zij toen zware medicijnen gebruikte, dat zij kwaad op verdachte was omdat hij overspel had gepleegd en dat zij voor dat laatste wraak wilde nemen. Min of meer op advies van een vriendin had zij toen - in de veronderstelling dat verdachte daarvoor enige dagen in hechtenis zou worden genomen - bedoelde verklaringen afgelegd. Ter zitting van het hof is aangeefster nogmaals, zeer uitvoerig, onder ede gehoord. Ook nu bleef aangeefster bij haar verklaring dat zij verdachte ten onrechte heeft beschuldigd. Het door aangeefster ter zitting van het hof verklaarde maakte op het hof een authentieke en geloofwaardige indruk.
Onder meer heeft het hof daarbij een rol laten spelen dat er geen enkele medisch document in het dossier aanwezig is waaruit blijkt dat aangeefster in de tenlastegelegde perioden zich onder medische behandeling heeft gesteld, hetgeen, gelet op de duur en mate van de mishandelingen en van de verkrachtingen, zoals in de aangifte is verwoord, in de rede zou hebben gelegen en dat de blauwe plek waarover een enkele getuige verklaart, bij aangeefster mogelijk veroorzaakt kan zijn door de aanvallen die aangeefster regelmatig heeft volgens verdachte, aangeefster en getuigen.
Het hof heeft uit de verklaringen van de getuigen bij de rechter-commissaris en de verklaringen van verdachte en aangeefster ter zitting van de rechtbank en van het hof de overtuiging bekomen dat verdachte de tenlastegelegde feiten niet heeft begaan. Net als de advocaat-generaal acht het hof het aannemelijk geworden dat aangeefster destijds - hoe laakbaar en betreurenswaardig ook - aangifte heeft gedaan als wraakactie tegen verdachte die in de periode daarvoor overspel had gepleegd met een andere vrouw."
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt het hof tot het oordeel dat het aan verdachte tenlastegelegde feit (meineed) niet wettig en overtuigend kan worden bewezen geacht zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit de inhoud van de processen-verbaal van verhoren van negen getuigen die bij de rechter-commissaris zijn gehoord in het kader van de strafrechtelijke procedure van de echtgenoot van verdachte - zoals vervat in bovengenoemd arrest van het hof Arnhem van 9 juli 2008 - volgt dat het aannemelijk is dat verdachte, op het moment dat zij ter terechtzitting van de meervoudige kamer voor strafzaken in de rechtbank Almelo op 28 juni 2005 verklaarde zoals tenlastegelegd, wel degelijk de waarheid heeft gesproken over de situatie van haar en haar echtgenoot en dat zij eerder bij de aangifte haar man valselijk had beschuldigd van mishandelingen, verkrachtingen en bedreigingen, en dat zij alles had gelogen vanuit wraakgevoelens.
Daarnaast heeft het hof bij zijn oordeel meegewogen de inhoud van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant D. Dooren d.d. 9 januari 2007 in de strafrechtelijke procedure tegen [naam echtgenoot] waarin deze verklaart:
Tijdens het verhoor van [naam aangeefster] (het hof leest: [naam aangeefster]), mocht ik, verbalisant, bekijken of aangeefster [naam aangeefster] zichtbare littekens had overgehouden door de messteken. Ik verbalisant heb geen littekens gezien.’
BESLISSING
Het hof, opnieuw rechtdoende na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden:
Vernietigt het vonnis van de politierechter te Almelo van 8 november 2005, parketnummer 08/720761-05, gewezen tegen verdachte, en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr J.I.M.W. Bartelds, voorzitter,
mr C.G. Nunnikhoven en mr J.A.W. Lensing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak, griffier,
en op 7 december 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.