ECLI:NL:GHARN:2009:BK6309

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.041.734
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek tot verlenging van de schuldsaneringsregeling van appellanten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van appellanten, een echtpaar, om de duur van hun schuldsaneringsregeling met zes maanden te verlengen. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. S.H.J. Buitenkamp, hadden eerder bij de rechtbank Zutphen een verzoek ingediend tot verlenging van hun schuldsaneringsregeling, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de appellanten geen ontwerpakkoord hadden ingediend en geen extra betalingen aan de boedel hadden gedaan om de bestaande boedelachterstand in te lopen. De appellanten hadden erkend dat zij geen mogelijkheid zagen om de boedelachterstand van € 10.475,75 in te lopen en dat er een nieuwe schuld aan Monuta van € 2.000,- was, die maandelijks werd afgelost. Het hof overwoog dat de baten van de boedel, inclusief toekomstige belastingteruggaven, naar verwachting aanzienlijk hoger zouden zijn dan het bedrag dat in het kader van een akkoord aan de schuldeisers kon worden aangeboden. Dit leidde tot de conclusie dat de homologatie van een eventueel akkoord niet waarschijnlijk was, waardoor de appellanten geen belang hadden bij de gevraagde verlenging van de schuldsaneringsregeling. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank Zutphen van 24 augustus 2009, waarin de verlenging was afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummers gerechtshof: 200.041.734 en 200.041.735
(zaaknummers rechtbank: 06/461R en 06/462R)
arrest van de eerste civiele kamer van 1 oktober 2009
inzake
[appellant]
en zijn echtgenote
[appellante],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. S.H.J. Buitenkamp te Epe.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnissen van de rechtbank Zutphen van 31 augustus 2006 is ten aanzien van appellanten (hierna te noemen: [appellanten]) de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
1.2 Op 24 april 2008 heeft de bewindvoerder, A. Veldhuis, een verzoek bij de rechtbank Zutphen ingediend tot tussentijdse beëindiging van schuldsaneringsregeling van [appellanten]. De behandeling van dit verzoek heeft op 7 juli 2008 plaatsgevonden bij de rechtbank. Op 17 november 2008 en op 23 maart 2009 is de mondelinge behandeling voortgezet. Bij gelegenheid van die laatste behandeling heeft de rechtbank het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregelingen voor onbepaalde tijd aangehouden om [appellanten] in de gelegenheid te stellen aan hun schuldeisers een akkoord aan te bieden. Daarnaast heeft de rechtbank hen erop gewezen dat zij naast de reguliere afdracht aan de boedel extra moeten afdragen om de in ieder geval per september 2007 bestaande en sindsdien opgelopen boedelachterstand in te lopen.
1.3 Bij brief van 2 juni 2009 heeft de bewindvoerder de rechtbank Zutphen verzocht de termijn van de schuldsaneringsregeling te verlengen om [appellanten] in de gelegenheid te stellen een akkoord aan te bieden, aangezien dat aanbod mede afhankelijk is van de nog vast te stellen teruggaven en verrekeningen van de belastingdienst.
1.4 Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 24 augustus 2009 zijn de verzoeken van de bewindvoerder tot verlenging van de op [appellanten] van toepassing verklaarde schuldsaneringsregelingen afgewezen.
1.5 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 31 augustus 2009 ingekomen verzoekschriften zijn [appellanten] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 24 augustus 2009 en hebben zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en, opnieuw recht doende, de looptijd van hun schuldsaneringsregeling met zes maanden te verlengen.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, van het faxbericht met bijlagen van 21 september 2009 van de bewindvoerder en van het faxbericht met bijlagen van 23 september 2009 van de advocaat van [appellanten].
2.3 De mondelinge behandeling in beide zaken heeft gevoegd plaatsgevonden op 24 september 2009, waarbij [appellanten] zijn verschenen in persoon, bijgestaan door hun advocaat. Tevens is verschenen de bewindvoerder.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft het verzoek van de bewindvoerder tot verlenging van de schuldsaneringsregelingen van [appellanten] afgewezen, omdat [appellanten] (met het oog op het verstrijken van de termijn van hun schuldsaneringsregeling op 31 augustus 2009) geen ontwerpakkoord hebben gedeponeerd noch enig bedrag extra aan de boedel hebben betaald om de boedelachterstand in te lopen. Daarbij heeft de rechtbank overwogen dat [appellanten] vanaf september 2007 er zowel door de bewindvoerder, de rechter-commissaris als de rechtbank meerdere keren op zijn gewezen dat zij de boedelachterstand moesten inlopen en actie richting hun boekhouder en de belastingdienst dienden te ondernemen. De rechtbank verwijt [appellanten] voorts dat zij pas in januari 2009 hun aangiften bij de belastingdienst hebben ingediend.
3.2 Het hof overweegt als volgt. In het kader van de behandeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregelingen van [appellanten] en in het kader van dit hoger beroep is door [appellanten] verzocht de duur van die regelingen met een half jaar te verlengen om hen in de gelegenheid te stellen een akkoord aan te bieden. Een andere grond voor verlenging van de termijn is gesteld, noch gebleken.
[appellanten] hebben slechts belang bij verlenging van de schuldsaneringsregelingen in verband met de aanbieding van een akkoord als er uitzicht bestaat op een akkoord, dat door de rechtbank gehomologeerd kan worden. Daarvoor is vereist, zo volgt uit artikel 153, tweede lid, aanhef en onder 1 van de Faillissementswet (hierna te noemen: Fw), dat op grond van artikel 338, tweede lid Fw van overeenkomstige toepassing is, dat er geen sprake is van een situatie waarin de baten van de boedel het totale bedrag, dat bij het akkoord ter uitkering wordt aangeboden, aanmerkelijk te boven gaan. Onder de baten van de boedel vallen ook de baten die bij voortzetting van de schuldsaneringsregeling gedurende de tijd dat de regeling nog van toepassing is naar verwachting nog beschikbaar zullen komen. In het onderhavige geval, waarin de looptijd van de schuldsaneringsregelingen eigenlijk al is verstreken, is sprake van een boedelachterstand van € 10.475,75 en een nieuwe schuld aan Monuta van (thans nog) € 2.000,-, waarop per maand € 140,- wordt afgelost. [appellanten] hebben ter zitting erkend dat er geen mogelijkheid is op de boedelachterstand in te lopen. Het bedrag dat in het kader van het akkoord zal worden aangeboden, is het bedrag van de boedelrekening (per 21 september 2009 € 85.491,72), vermeerderd met teruggaven van de belastingdienst, aldus [appellanten]. Het is geenszins aannemelijk dat enig deel van de belastingteruggaven buiten de boedel zal blijven: aangenomen mag worden dat de belastingdienst de teruggaven voor zoveel mogelijk zal verrekenen met de openstaande belastingschuld van [appellanten] en dat het restant aan de boedel toekomt. Het vorenstaande betekent dat het bedrag van de baten, dat in de boedel is gevloeid en nog moet vloeien, circa € 10.000,- hoger zal zijn dan het bedrag, dat in het kader van het akkoord aan de schuldeisers kan worden aangeboden en dat de baten van de boedel het bij akkoord aan te bieden bedrag dus aanmerkelijk te boven gaan. Nu er ter zake geen ruimte is voor een belangenafweging, zal de homologatie van het aan te bieden akkoord naar verwachting geweigerd moeten worden. Aldus hebben [appellanten] geen belang bij verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregelingen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Zutphen van 24 augustus 2009.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.J. Haarhuis, A.M.C. Groen en S.B. Boorsma en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2009.