ECLI:NL:GHARN:2009:BK6076

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000948- 05
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorzetting voorlopige hechtenis na hoger beroep tegen onbevoegdverklaring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 oktober 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat was ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 1 oktober 2009. Deze beschikking verklaarde de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de verlenging van de gevangenhouding van de verdachte. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. W.A. Monster, gehoord in raadkamer. Na het bestuderen van de beschikking van de rechtbank en de akte van de griffier, concludeerde het hof dat de gronden voor de gevangenhouding nog steeds van toepassing waren. Het hof bevestigde de beschikking van de rechtbank, waarbij het zich baseerde op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, waaronder artikel 72 lid 2.

Het hof oordeelde dat de rechtbank Arnhem zich terecht onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de voorlopige hechtenis. Het verweer van de raadsvrouw, dat de onbevoegdheid niet had mogen worden uitgesproken omdat het hoger beroep pas na de raadkamerbehandeling was ingesteld, werd verworpen. Het hof benadrukte dat de onbevoegdheid voortvloeit uit het stelsel van de wet en dat het verweer in strijd was met een goede procesorde.

Tevens werd vastgesteld dat de voorlopige hechtenis van rechtswege voortduurt totdat er onherroepelijk op het hoger beroep is beslist. Het hof gaf aan dat het de behandeling van het hoger beroep zo spoedig mogelijk zal aanvangen, gezien de omstandigheden. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier, en werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem
pkn: 10-600108-09
avnr: 000948- 05
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in de [P.I.].
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 1 oktober 2009, houdende de onbevoegdverklaring van de rechtbank Arnhem om over de verlenging gevangenhouding te oordelen van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr W.A. Monster, advocaat te Amsterdam, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 6 oktober 2009.
OVERWEGINGEN:
Het hof is na onderzoek gebleken dat de gronden waarop de rechtbank het bevel tot gevangenhouding van verdachte heeft gegeven ook thans nog bestaan, zodat de beschikking van de rechtbank met overneming van de gronden dient te worden bevestigd.
Het hof is van oordeel dat, nu door verdachte hoger beroep is ingesteld tegen de einduitspraak van de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Arnhem, waarin de onbevoegdheid van de rechtbank is uitgesproken alsmede toepassing is gegeven aan artikel 72 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, de rechtbank Arnhem zich terecht en op goede gronden onbevoegd heeft verklaard van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de voorlopige hechtenis kennis te nemen. Dat, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, die onbevoegdheid door de rechtbank Arnhem niet had mogen worden uitgesproken aangezien het hoger beroep namens de verdachte eerst na de raadkamerbehandeling is ingesteld mist ten eerste goede grond, aangezien de onbevoegdheid uit het stelsel van de wet voortvloeit. Daarenboven geldt dat het ten overstaan van het hof op dit punt gevoerde verweer is strijd is met een goede procesorde, aangezien de raadsvrouw ten tijde van de behandeling in raadkamer bij de rechtbank reeds had aangegeven een dergelijk appel in te gaan stellen. Dat verweer wordt dus verworpen.
Voorts stelt het hof vast dat, in afwachting van de behandeling door het gerechtshof
’s Gravenhage, zitting houdende te Arnhem van het door verdachte ingestelde hoger beroep tegen de door de rechtbank Rotterdam, zitting houdende te Arnhem gegeven einduitspraak van 25 september 2009, de voorlopige hechtenis van rechtswege voortduurt op grond van artikel 72 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering tot zes dagen nadat op dat beroep onherroepelijk is beslist, tenzij de einduitspraak eerder door intrekking van het hoger beroep onherroepelijk is geworden. In verband daarmee, en gelet op het feit dat, hangende het hoger beroep, de vervolging niet bij de rechtbank Arnhem kan plaatsvinden, zal het genoemde hof trachten de behandeling van dat hoger beroep zo spoedig mogelijk te doen aanvangen.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a, 71 en 72 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING:
Het hof bevestigt de beschikking waarvan beroep.
Aldus gegeven op 14 oktober 2009 door mrs A.E. Harteveld, voorzitter, A.G. Coumans en
G.C. Gillissen, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.M.W. van de Lagemaat, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.