ECLI:NL:GHARN:2009:BK6076
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- A.E. Harteveld
- A.G. Coumans
- G.C. Gillissen
- Rechtspraak.nl
Voorzetting voorlopige hechtenis na hoger beroep tegen onbevoegdverklaring
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 oktober 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat was ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 1 oktober 2009. Deze beschikking verklaarde de rechtbank onbevoegd om te oordelen over de verlenging van de gevangenhouding van de verdachte. Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door mr. W.A. Monster, gehoord in raadkamer. Na het bestuderen van de beschikking van de rechtbank en de akte van de griffier, concludeerde het hof dat de gronden voor de gevangenhouding nog steeds van toepassing waren. Het hof bevestigde de beschikking van de rechtbank, waarbij het zich baseerde op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering, waaronder artikel 72 lid 2.
Het hof oordeelde dat de rechtbank Arnhem zich terecht onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de voorlopige hechtenis. Het verweer van de raadsvrouw, dat de onbevoegdheid niet had mogen worden uitgesproken omdat het hoger beroep pas na de raadkamerbehandeling was ingesteld, werd verworpen. Het hof benadrukte dat de onbevoegdheid voortvloeit uit het stelsel van de wet en dat het verweer in strijd was met een goede procesorde.
Tevens werd vastgesteld dat de voorlopige hechtenis van rechtswege voortduurt totdat er onherroepelijk op het hoger beroep is beslist. Het hof gaf aan dat het de behandeling van het hoger beroep zo spoedig mogelijk zal aanvangen, gezien de omstandigheden. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier, en werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.