ECLI:NL:GHARN:2009:BK5745

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
8 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002261-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen jegens jonge meisjes door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 8 december 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het aanranden van drie meisjes in de leeftijd van 4 à 5 jaar. Het hof oordeelde dat het onverwacht van achteren benaderen van deze meisjes en het drukken van zijn stijve piemel tegen hun billen, op grond van de heersende sociaal-ethische normen, als ontuchtig moet worden gekwalificeerd. De verdachte heeft door zijn handelen de meisjes gedwongen om ontuchtige handelingen te dulden, zonder dat er sprake was van geweld of bedreiging. De advocaat-generaal vorderde dat het hof de tenlastegelegde aanranding bewezen zou achten, terwijl de verdediging betoogde dat er geen bewijs was voor geweld of opzet. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk de meisjes heeft benaderd en hen heeft aangeraakt, wat niet als per ongeluk kan worden gekwalificeerd. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met een voorwaardelijk deel van 30 uren, en een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdachte een first-offender is en sindsdien niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002261-09
Uitspraak d.d.: 8 december 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 4 juni 2009 in de strafzaak tegen
verdachte,
geboren te [geboorteplaats op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 november 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr R.S. Teekens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], een of meermalen
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid drie, althans een of meer, onbekend gebleven meisjes
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen,
bestaande uit het opzettelijk ontuchtig zijn penis duwen/brengen tegen
haar/hun billen en/of tikken en/of aaien op/over haar/hun billen, althans
betasten van haar/hun billen, en welk geweld of andere feitelijkheid en/of
welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het
opzettelijk gewelddadig en/of dreigend die meisjes van achteren benaderen
en/of (vervolgens) onverhoeds zijn penis tegen de billen van die meisjes
duwen/brengen en/of onverhoeds tikken en/of aaien op/over de billen van die
meisjes, althans betasten van de billen van die meisjes;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Zakelijk weergegeven heeft de advocaat-generaal ter zitting van 24 november 2009 gevorderd dat het hof de tenlastegelegde aanranding van drie meisjes bewezen zal achten, in die zin dat verdachte door een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds van achteren benaderen, opzettelijk heeft veroorzaakt dat deze kleine meisjes tegen hun wil de ontuchtige handelingen van verdachte hebben moeten dulden of ondergaan, terwijl van algemene bekendheid is dat meisjes op die leeftijd niet gediend zijn van dergelijk handelen.
De advocaat heeft ter zitting van het hof betoogd, zakelijk weergegeven, dat op basis van de bewijsmiddelen niet bewezen kan worden geacht dat er door verdachte geweld of een andere feitelijkheid als psychische druk is toegepast en dat de kinderrechter in eerste aanleg terecht tot vrijspraak is gekomen. Bovendien is er volgens de advocaat geen sprake geweest van het onverhoeds van achteren benaderen van de meisjes, noch van opzet bij verdachte op het plegen van ontuchtige handelingen bij hen. Zelf heeft hij verklaard dat hij misschien per ongeluk tegen de meisjes is aangekomen en zijn opzet kan ook niet worden afgeleid uit de aard van zijn handelingen.
Het hof stelt de volgende relevante feiten en omstandigheden vast op grond van het ambtsedig proces-verbaal van de verbalisant/getuige [getuige 1] en de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3]. Er is geen reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van die verklaringen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.
In de middag van 6 juni 2008 waren genoemde getuigen als moeders met hun kinderen aanwezig in de speeltuin te [pleegplaats]. [getuige 2] en [getuige 3] zaten aan een picknicktafel bij de zandbak en [getuige 1] zat bij het zwembad, waar zij goed zicht had op de speeltuin. Zij zagen verdachte, die beduidend ouder was dan de andere kinderen in de speeltuin, gekleed in alleen een onderbroek met een opvallend grote erectie, aldaar met zijn piemel spelen en zoekend rondkijken. Hij liep de zandbak in, waar alleen kinderen van 4 á 5 jaar oud aan het spelen waren. Hij naderde een meisje van achteren, zakte door zijn knieën en drukte zijn stijve piemel tegen de billen van het meisje. Dat meisje was er duidelijk niet van gediend en liep direct weg. Vervolgens liep verdachte naar een ander meisje in de zandbak en benaderde haar ook van achteren met zijn stijve piemel. Bij dit meisje deed hij zijn hand van achteren in haar broekje en bewoog hij zijn hand onderlangs naar voren. Het meisje vond het kennelijk vervelend. Daarna liep verdachte naar een derde meisje en drukte weer zijn stijve piemel tegen de billen van dat meisje.
Verdachte heeft een paar uur later tegenover de politie, in het bijzijn van zijn vader, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. Hij voelde dat hij aan de kont van een meisje wilde zitten. Hij heeft dat een keer gedaan, zag een ander meisje en deed het weer. Hij heeft op de kont getikt en geaaid met zijn hand. Bij drie meisjes heeft hij het gedaan. Als ze er last van hebben, heeft hij spijt. Die kleintjes kijken hem dan gewoon zo aan en dan stopt hij ermee.
Het hof is van oordeel dat verdachte door een andere feitelijkheid dan geweld of bedreiging met geweld drie kleine meisjes in de leeftijd van ongeveer 4 of 5 jaar opzettelijk heeft gedwongen om ontuchtige handelingen te dulden of te ondergaan.
Vooropgesteld moet worden dat van ‘door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen’ als bedoeld in art. 246 Sr slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen haar wil heeft ondergaan (HR 20 april 1999, NJ 1999, 512).
Het is een feit van algemene bekendheid dat meisjes in genoemde leeftijd het omschreven lijfelijk contact met een beduidend oudere jongen, zeker met een vreemde jongen, niet willen. Door deze kinderen onverwacht van achteren te benaderen heeft verdachte verzet in enige vorm voorkomen. Als hij deze kleine kinderen niet onverwacht en van voren had benaderd, hadden ze op een voor hen natuurlijke wijze kunnen reageren door bijvoorbeeld weg te lopen, te roepen of te huilen. De aanwezige ouders zouden dan ongetwijfeld direct hebben ingegrepen.
Duidelijk is dat de geschetste gedragingen van verdachte bij de nog zeer jonge kinderen op grond van de heersende sociaal-ethische normen in de samenleving als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd. Gelet op zijn verklaring bij de politie en ter zitting van het hof wist verdachte dat wat hij deed niet mocht, dat de kinderen het niet wilden en dat zij er last van hadden. Toch herhaalde hij de aanrandingen tot drie keer toe. Uit het in duidelijke staat van opwinding zoekend rondkijken en het benaderen en aanraken van de meisjes blijkt ook dat verdachte doelbewust het contact heeft gezocht en dat het niet per ongeluk is gegaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks [pleegdatum] te [pleegplaats], een of meermalen
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid drie, althans een of meer, onbekend gebleven meisjes
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen,
bestaande uit het opzettelijk ontuchtig zijn penis duwen/brengen tegen
haar/hun billen en/of tikken en/of aaien op/over haar/hun billen, althans
betasten van haar/hun billen, en welk geweld of andere feitelijkheid en/of
welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het
opzettelijk gewelddadig en/of dreigend die meisjes van achteren benaderen
en/of (vervolgens) onverhoeds zijn penis tegen de billen (van twee) van die meisjes
duwen/brengen en/of onverhoeds tikken en/of aaien op/over de billen (van één) van die
meisjes, althans betasten van de billen van die meisjes;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanranden van drie meisjes in de leeftijd van 4 à 5 jaren oud. Verdachte heeft zijn eigen behoefte aan seksueel contact laten gelden, waarbij hij de nietsvermoedende meisjes van achteren heeft benaderd en bij twee van hen zijn stijve piemel tegen de billen heeft gedrukt en bij één de billen heeft geaaid. De verdachte heeft hierbij de bevrediging van zijn seksuele verlangens laten prevaleren boven de lichamelijke integriteit van de meisjes.
Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte een first-offender is en hij sinds de bewezenverklaarde feiten niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden is. Het voorwaardelijk deel dient verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw tot het plegen van soortgelijke strafbare feiten over te gaan. Het opleggen van een leerstraf, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, acht het hof, met name gelet op de persoonlijkheid van verdachte en zijn gezinsomstandigheden, niet opportuun.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 15 (vijftien) dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr M.A.F. Cools-Weebers, voorzitter,
mr M.H.M. Boekhorst Carrillo en mr R.W. van Zuijlen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 8 december 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.