ECLI:NL:GHARN:2009:BK2865

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000582-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van hennepteelt

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De veroordeelde, die niet ter terechtzitting verscheen, werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. E.D. van Elst. Het hof behandelde de ontnemingszaak waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die betrokken was bij hennepteelt, werd geschat op € 66.703,-. Dit bedrag was eerder vastgesteld door de politierechter in een vonnis van 11 januari 2008, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal de vordering herhaald om het geschatte voordeel vast te stellen op € 66.703,- en de veroordeelde te verplichten dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof heeft de verklaringen van de veroordeelde en zijn raadsvrouw beoordeeld, maar vond de onderbouwing van de door de veroordeelde aangevoerde kosten voor schadeherstel en energiekosten onvoldoende. Het hof oordeelde dat de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals gepresenteerd in het rapport, betrouwbaar was en dat de veroordeelde niet had aangetoond dat hij recht had op aftrek van de genoemde kosten.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het bedrag van € 66.703,- als wederrechtelijk verkregen voordeel werd bevestigd. De veroordeelde werd verplicht dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het voordeel. Het hof heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000582-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-600971-06
Arrest van 11 november 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 februari 2008, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van veroordeelde
mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 11 januari 2008 van voormelde politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad in de strafzaak met parketnummer 07-600971-06, het door veroordeelde door middel van en/of uit baten van het door hem gepleegde strafbare feit wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 66.703,- en hem de verplichting opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van veroordeelde heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd veroordeelde ter zitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat zal vaststellen op € 66.703,- en veroordeelde de verplichting zal opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis d.d. 11 januari 2008 van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad (parketnummer 07-600971-06) ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezenverklaarde handelen voordeel verkregen.
Het hof acht aannemelijk dat veroordeelde eenmaal hennep heeft geoogst. In het door veroordeelde gehuurde pand zijn vuilniszakken aangetroffen met delen van geoogste hennepplanten. Het hof acht de verklaring van veroordeelde dat deze vuilniszakken niet aan hem toebehoorden, maar zijn achtergelaten door degene die de hennepkwekerij voor hem heeft opgebouwd, niet aannemelijk nu veroordeelde zijn verklaring op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
Gelet op het voorgaande, bezien in samenhang met de mate van vervuiling van de bij de hennepkwekerij gebruikte apparatuur en overige materialen, is aannemelijk dat er sprake is geweest van één oogst.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 66.703,-.
In het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel is door de verbalisant een berekening gemaakt van het geschatte voordeel dat veroordeelde met het kweken van hennep heeft genoten.
De raadsvrouw heeft betoogd dat dit voordeel onjuist is berekend, omdat geen rekening is gehouden met de kosten van het herstel van schade aan het pand (circa € 15.000,-) en met de door veroordeelde (gedeeltelijk) betaalde naheffing van het energiebedrijf.
Het hof overweegt dat veroordeelde de door hem gestelde energiekosten en herstelkosten niet heeft onderbouwd met stukken. Dat veroordeelde deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt is daarom niet aannemelijk geworden. Daarnaast zijn de kosten van het door veroordeelde aangevoerde schadeherstel betreffende het pand geen kosten die voor aftrek in aanmerking komen, nu niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde deze kosten heeft gemaakt in directe relatie tot de voltooiing van het strafbare feit.
De berekening van de schatting van het voordeel (zijnde een bedrag van € 66.703,-) zoals dat in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel is weergegeven, acht het hof een betrouwbare schatting van het door veroordeelde behaalde voordeel. Daarom zal het hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en de betalingsverplichting vaststellen op dat bedrag.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 66.703,-;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van zesenzestigduizend zevenhonderddrie euro ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.