ECLI:NL:GHARN:2009:BK2209

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000862-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor dierenmishandeling door hoefsmid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 november 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, een hoefsmid, is veroordeeld voor het mishandelen van een paard op 29 maart 2007. De verdachte heeft het paard, dat vastgebonden was, tijdens het bekappen meermalen met een smidshamer in de buik en tegen het hoofd geslagen en geschopt met zijn geschoeide voet. Dit gedrag heeft geleid tot pijn en letsel bij het paard, wat in strijd is met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een geldboete van €750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis. De advocaat-generaal in hoger beroep eiste een zwaardere straf, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de op te leggen straf gematigd, rekening houdend met het feit dat de verdachte dertig jaar in het beroep werkzaam is en niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met een vervangende hechtenis van 30 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht, en tot een geldboete van €750,00, met een vervangende hechtenis van 15 dagen bij niet-betaling. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de artikelen 22c, 22d, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de relevante artikelen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000862-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-995130-07
Arrest van 5 november 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 25 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1949] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 15 mei 2009 en 23 oktober 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een geldboete van € 1500,00, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan € 750,00, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
verdachte op of omstreeks 29 maart 2007, althans in de maand maart 2007 te [plaats] in de gemeente [gemeente], zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier, te weten een paard (Fries), pijn of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door dat (vastgebonden) paard bij of tijdens het bekappen een of meermalen al dan niet met een smidshamer in de buik en/of tegen het hoofd te slaan en/of te schoppen met zijn geschoeide voet.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
verdachte op 29 maart 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier, te weten een paard (Fries), pijn heeft veroorzaakt en het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door dat vastgebonden paard bij het bekappen met een smidshamer in de buik en tegen het hoofd te slaan en te schoppen met zijn geschoeide voet.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 29 maart 2007 tijdens zijn werkzaamheden als hoefsmid een jong paard mishandeld. Verdachte heeft het paard, terwijl hij het paard aan het bekappen was, onder andere met een smidshamer meermalen op het hoofd geslagen. Verdachte deed dit om het paard, dat onrustig was, in bedwang te kunnen houden. Het paard heeft door dit slaan pijn geleden en verdachte heeft aldus het welzijn van het paard benadeeld.
Het hof rekent dit verdachte zwaar aan, temeer nu verdachte van beroep hoefsmid is en van hem mag worden verwacht dat hij weet dat onrustige paarden op een zachtzinniger en diervriendelijker wijze kunnen worden gekalmeerd.
Het hof acht de door de advocaat-generaal geëiste straf in beginsel een passende bestraffing voor het onderhavige feit.
Het hof houdt er echter rekening mee dat verdachte zijn beroep inmiddels dertig jaar uitoefent en dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, d.d. 1 juli 2009, niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Het hof ziet hierin reden de door de advocaat-generaal gevorderde straf enigszins te matigen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 36 en 122 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
veroordeelt verdachte tevens tot een geldboete van zevenhonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. D.J. Keur en mr. M.F.H.M. van Haastert, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier, zijnde mr. Van Haastert buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.