Ten aanzien van de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.14) van genoemd vonnis is, behoudens ten aanzien van de vaststelling waartegen grief 1 is gericht, geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan, zulks met inachtneming van hetgeen hierna met betrekking tot grief 1 zal worden overwogen.
Het hof zal de feiten, voor zover voor de beoordeling in hoger beroep nog relevant, hierna kort weergeven.
1.1. De gemeente heeft in april 2008 een ontwikkelcompetitie uitgeschreven voor een buurtwinkelcentrum in het Columbuskwartier te Almere met de exploitatie van een supermarkt, alsmede van een tijdelijk supermarkt in het Europakwartier. De voorwaarden waaraan het plan moest voldoen waren neergelegd in het Tenderdocument. Daaruit volgt dat de tijdelijke supermarkt medio 2009 klaar zal moeten zijn en dat met de bouw van de definitieve supermarkt, afhankelijk van de oplevering, waarschijnlijk rond maart 2010 zal moeten worden begonnen.
1.2. De selectiecriteria waren
- type supermarkt: full service met breed assortiment met minstens 8.000 artikelen, waaronder een ruim assortiment A-merkartikelen;
- volledig inschrijfformulier.
1.3. De gunningscriteria waren:
> kwaliteit van het ontwerp, onderverdeeld in de subcriteria
* expressie/materiaal
* oriëntatie/openheid
* duurzaamheid
* woonkwaliteit
* logistiek
* parkeren
> financiën (tenderbijdrage).
1.4. Zowel [appellante] als [voegende partij aan zijde van de gemeente] hebben ingeschreven en de supermarktformule Albert Heijn geoffreerd. Beiden exploiteren reeds een aantal supermarkten onder die formule als franchisenemers in de gemeente Almere.
1.5. Bij brief van 1 oktober 2008 heeft de gemeente [appellante] meegedeeld dat [voegende partij aan zijde van de gemeente] winnaar is geworden met 29,6 punten en dat [appellante] 28,4 punten heeft behaald.
1.6. [appellante] heeft deze uitslag bij de gemeente aangevochten.
Op 27 november 2008 heeft [voegende partij aan zijde van de gemeente] aan de gemeente meegedeeld dat [appellante] ten onrechte de formule Albert Heijn heeft geoffreerd en dat [appellante] niet in staat zal zijn de offerte op dit punt na te komen.
1.7. De gemeente heeft [appellante] vervolgens verzocht om binnen een week onderbouwd zichtbaar te maken dat zij haar inschrijving op dit punt zal kunnen nakomen.
1.8. Albert Heijn Franchise B.V. heeft bij brief van 3 december 2008 aan [appellante] medegedeeld dat zij niet bereid is om met [appellante] een franchiseovereenkomst aan te gaan met betrekking tot de in geding zijnde supermarktlocatie(s).
1.9. [appellante] heeft naar aanleiding van die brief een kort geding procedure tegen diverse vennootschappen uit het Albert Heijn concert gevoerd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem, waarin zij vorderde dat Albert Heijn verplicht zou worden met haar een franchiseovereenkomst aan te gaan indien het project alsnog aan [appellante] zou worden gegund.
1.10. De voorzieningenrechter te Haarlem heeft bij vonnis van 16 januari 2009 de vorderingen van [appellante] afgewezen.
1.11. De gemeente, die de uitkomst van de kortgedingprocedure heeft afgewacht, heeft bij brief van 21 januari 2009 de inschrijving van [appellante] ongeldig verklaard.
1.12. Na de thans aangevochten uitspraak van de voorzieningenrechter heeft de gemeente op 2 februari 2009 een overeenkomst tot bouwplanontwikkeling gesloten met [voegende partij aan zijde van de gemeente]. De opening van de tijdelijke supermarkt in het Europakwartier is voorzien voor eind oktober 2009.