ECLI:NL:GHARN:2009:BK1190

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
22 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001461-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in Opiumwet-zaak wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 22 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland, een overtreding van de Opiumwet. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof heeft vastgesteld dat uit het dossier en het verhoor van de verdachte niet bleek dat hij op de hoogte was van de inhoud van het postpakket dat cocaïne bevatte. De verdachte was aanwezig bij een auto waarin het pakket zich bevond, maar er was geen bewijs dat hij het pakket in ontvangst had genomen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Desondanks heeft het hof besloten dat de in beslag genomen goederen, waaronder een zeef, mesje en lepel, onttrokken aan het verkeer moeten worden verklaard, omdat deze goederen gebruikt zijn bij het strafbare feit. De overige in beslag genomen goederen, waaronder een geldbedrag van € 1800,00, zullen aan de verdachte worden teruggegeven. Het hof heeft gelet op de relevante wetsartikelen en heeft de uitspraak gedaan in het belang van de rechtsgang.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001461-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-400281-06
Arrest van 22 oktober 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 29 mei 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.E.J. Kornet, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd dat het in beslag genomen geld verbeurd zal worden verklaard en dat de overige in beslag genomen goederen zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2006 tot en met 9 november 2006 in de gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer vier (4) kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een postpakket, afkomstig uit Costa Rica, waarin zich kleding en etenswaren (waaronder een 4-tal pakken koekjes) bevonden, in welke pakken koekjes cocaïne was verpakt en of geborgen, dat aan hem en/of één van zijn mededaders was geadresseerd en/of (vervolgens) op het woonadres [adres] te [plaats 1] werd afgeleverd, in ontvangst genomen.
Vrijspraak
Uit het dossier noch uit het onderzoek ter zitting in hoger beroep is gebleken dat verdachte op de hoogte was van de ontvangst van het postpakket in [plaats 1].
Wel staat vast dat verdachte in [plaats 3] aanwezig was bij de witte Ford Mondeo waarin zich het pakket bevond dat in [plaats 1] door een medeverdachte in ontvangst was genomen. Het proces-verbaal van observeren d.d. 9 november 2006
(p. 105 van het dossier) houdt dienaangaande in: 'De achterklep 'werd' geopend en een blauwe tas 'werd' gepakt. Op dat moment (...) namen 28 en 18 waar dat het pakket in beweging was.' Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard (p. 94 van het dossier) dat hij ([medeverdachte]) om zijn auto heen naar de kofferbak liep en dat hij de boodschappentas met het pakketje erin uit de kofferbak heeft gepakt. Hieruit noch uit enig ander bewijsmateriaal volgt dat verdachte het pakket vervolgens in ontvangst heeft genomen.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard niets te hebben geweten van de inhoud van het pakket. Dat hij die wetenschap wél had heeft het hof niet kunnen vaststellen.
Het hof concludeert uit deze feiten en omstandigheden dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Het hof zal verdachte dus vrijspreken van het hem ten laste gelegde feit.
In beslag genomen goederen
In/op de in beslag genomen zeef, het mesje en de lepel is, zoals uit onderzoek is gebleken, cocaïne aangetroffen. Er is dus sprake van een strafbaar feit. Voornoemde goederen zullen niettegenstaande de vrijspraak van verdachte worden onttrokken aan het verkeer, aangezien dat feit met behulp van die goederen is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het hof zal voorts de teruggave gelasten van de overige in beslag genomen goederen, te weten: een geldbedrag van € 1800,00 en een plastic tas met het opschrift: "Apotheek".
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36b en 36c van het wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart aan het verkeer onttrokken de in beslag genomen zeef, het mesje en de lepel;
gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen goederen, te weten: een geldbedrag van € 1800,00 en een plastic tas met het opschrift: "Apotheek".
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J. Hielkema en in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier.
-