ECLI:NL:GHARN:2009:BK0058

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001148-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M. Meijer-Campfens
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • A.J. Rietveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van mishandeling van een persoon, waarbij hij opzettelijk de pols van het slachtoffer heeft getrokken en deze achterover heeft gebogen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, een werkstraf van veertig uren en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot € 331,50.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringscontact. Daarnaast werd een werkstraf van veertig uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof oordeelde dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding, en heeft een bedrag van € 131,50 toegewezen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Het hof heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsrapport, waaruit bleek dat de verdachte eerder onder toezicht heeft gestaan en zich aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is een voorbeeld van hoe het hof omgaat met recidive en de toepassing van straffen in het kader van de bescherming van de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001148-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-410100-07 en 07-410425-05 (tul)
Arrest van 13 oktober 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1976] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van een benadeelde partij, een maatregel opgelegd en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en de bepaling dat verdachte geen contact mag zoeken met [benadeelde].
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof verdachte een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair te vervangen door 20 dagen hechtenis zal opleggen en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van
€ 331,50 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van eenzelfde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte op 19 januari 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken zal omzetten in een werkstraf voor de duur 28 uren, subsidiair te vervangen door 14 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging door de eerste rechter, ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), aan de pols, althans aan de arm en/of hand heeft getrokken en/of die pols, althans die arm en/of hand achterover heeft gebogen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken pols en/of duim), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 19 augustus 2007 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), aan de pols heeft getrokken en die pols achterover heeft gebogen, tengevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft [benadeelde], met wie hij al geruime tijd problemen had, op straat aan haar pols getrokken en haar pols achterover gebogen. Verdachte heeft hierdoor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden.
Het hof heeft kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 juni 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte verklaard dat het hier eveneens een mishandeling van [benadeelde] betrof. Bovendien liep verdachte nog in een proeftijd, waarbij een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf een stok achter de deur moest zijn om geen nieuwe strafbare feiten te plegen. Verdachte heeft zich daarvan kennelijk niets aangetrokken van die proeftijd.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de inhoud van een verdachte betreffend reclasseringsrapport van 28 september 2009. Uit dat rapport komt kort gezegd naar voren dat verdachte eerder onder toezicht van de reclassering heeft gestaan, dat hij zich goed aan de voorschriften en aanwijzingen heeft gehouden en dat er veel is bereikt tijdens dit verplichte contact. Voorts blijkt uit voornoemd rapport dat de tijdens het toezicht aangevangen behandeling bij de AFP thans in vrijwillig kader wordt voortgezet.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive zal het hof verdachte, conform de vordering van de advocaat-generaal, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Met een andere, lichtere, strafmodaliteit wordt onvoldoende recht gedaan aan de ernst van het bewezen verklaarde feit. Deze voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig zal maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Nu is gebleken dat verdachte baat heeft (gehad) bij toezicht van de reclassering, zal het hof dit toezicht daarbij als bijzondere voorwaarde opleggen. Anders dan door de advocaat-generaal is voorgesteld, zal het hof geen contactverbod met [benadeelde] als bijzondere voorwaarde opleggen, nu uit de processtukken aannemelijk is geworden dat er, na het onderhavige feit, geen nieuwe incidenten tussen verdachte en [benadeelde] meer hebben plaatsgevonden. Daarnaast zal het hof verdachte een werkstraf van na te melden duur opleggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar vordering in eerste aanleg in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden. Het hof zal een bedrag van € 31,50 aan materiële schade en een bedrag van € 100,- aan immateriële schade toewijzen, voor het overige zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding.
Het hof zal tevens na te noemen bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 19 januari 2007, is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 2 februari 2007. De proeftijd is ingegaan op 3 februari 2007. De officier van justitie heeft op 26 maart 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, aangezien verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu is gebleken dat verdachte het hiervoor bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof - gelet op de inhoud van het hierboven genoemde reclasseringsrapport - in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van voormelde straf te geven, een werkstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende hechtenis gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdeenendertig euro en vijftig cent;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdeenendertig euro en vijftig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 19 januari 2007) een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van achtentwintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G.M. Meijer-Campfens, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier.
-