ECLI:NL:GHARN:2009:BK0054

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000348-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • G.M. Meijer-Campfens
  • A.J. Rietveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor beschadiging van een fiets met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 oktober 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1961 en woonachtig in [woonplaats], is veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een fiets, toebehorende aan de benadeelde partij, [benadeelde]. De feiten vonden plaats op 18 mei 2007, toen de verdachte de fiets van de benadeelde tegen een ijzeren hekwerk gooide, omdat hij het niet eens was met de plek waar de fiets was neergezet. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, en de benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend.

In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 160,- met een proeftijd van twee jaren, en dat de vordering van de benadeelde partij zou worden toegewezen tot een bedrag van € 140,-. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de schade aan de fiets is ontstaan door het handelen van de verdachte en heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen.

De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 160,-, subsidiair te vervangen door drie dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is de benadeelde partij in zijn vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een schadevergoeding van € 140,-. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, met de bepaling dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de gevolgen voor de benadeelde partij.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000348-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-460820-07
Arrest van 13 oktober 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 7 februari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.F.M.G. Heutink, advocaat te Apeldoorn.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van een benadeelde partij en een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete van € 160,- met een proeftijd van twee jaren en de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 140,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van eenzelfde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis, en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (merk batavus) en/of een vest (merk G-Star), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat er geen schade aan de fiets is ontstaan door het "verplaatsen" van de fiets door verdachte en dat de eventuele schade die aan de fiets is geconstateerd na het voorval reeds aanwezig was vóórdat verdachte de fiets "verplaatste".
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken stelt het hof vast dat verdachte de fiets van aangever [benadeelde] heeft verplaatst door deze tegen een ijzeren hekwerk te gooien. Nu aangever [benadeelde], alsook zijn moeder [naam] verklaren dat de door de fietsenmaker geconstateerde schade aan de fiets is ontstaan door het gooien met de fiets door verdachte en voorts op generlei wijze aannemelijk is geworden dat de geconstateerde schade reeds aanwezig was vóórdat verdachte de fiets van [benadeelde] tegen het hekwerk gooide, verwerpt het hof het verweer van de raadsman.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 18 mei 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (merk batavus) toebehorende aan [benadeelde] heeft beschadigd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft de fiets van [benadeelde] tegen een ijzeren hekwerk gegooid, omdat hij het niet eens was met de plek waarop [benadeelde] zijn fiets had neergezet. De fiets van [benadeelde] is hierdoor beschadigd. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [benadeelde].
Het hof heeft kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 juni 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, onder meer agressiedelicten.
Het hof zal verdachte, conform de vordering van de advocaat-generaal, een voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte opleggen. Het opleggen hiervan heeft mede ten doel verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de schade aan zijn fiets deugdelijk onderbouwd met een offerte van een fietsenmaker. Het hof zal derhalve een bedrag van € 140,- aan schadevergoeding toewijzen, voor het overige zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens na te noemen bedrag toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderdzestig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt, dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdveertig euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdveertig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier.
-