ECLI:NL:GHARN:2009:BJ8430
Gerechtshof Arnhem
Verzoek om vergoeding van kosten ex artikel 591a Sv in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 september 2009 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van kosten uit 's Rijks kas, ingediend door verzoekster, die in een strafzaak was betrokken. Verzoekster had kosten gemaakt ten gevolge van de strafzaak, en vroeg een vergoeding van in totaal € 15.540,-. Het hof heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig was ingediend, maar dat de specificatie van kosten pas na de drie-maanden-termijn was overgelegd. Het hof oordeelde dat dit op zichzelf niet leidde tot niet-ontvankelijkheid, maar dat verzoekster wel de verplichting had om zo spoedig mogelijk alle benodigde gegevens te overleggen. Het hof heeft de advocaat-generaal gehoord, die primair de niet-ontvankelijkheid van verzoekster had gevorderd, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van zodanig tekortschieten dat dit gevolg moest worden verbonden aan het verzoek. Subsidiair had de advocaat-generaal gevorderd het verzoek toe te wijzen tot een bedrag van € 5.000,-, maar het hof oordeelde dat de kosten van de gekozen raadsman ook voor vergoeding in aanmerking kwamen. Uiteindelijk heeft het hof verzoekster een vergoeding van € 15.540,- toegekend, bestaande uit kosten voor de raadsman en kosten voor het indienen van het verzoek. De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier, en de tenuitvoerlegging van het bedrag werd bevolen door overmaking op de derdenrekening van Moszkowicz Advocaten.