ECLI:NL:GHARN:2009:BJ7695

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002723-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • W. Foppen
  • S.J. van der Woude
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor rijden onder invloed van alcohol

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor het rijden onder invloed van alcohol. De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig in [woonplaats], is op 7 september 2007 in de gemeente [gemeente] betrapt op het besturen van een voertuig terwijl hij onder invloed was van alcohol. Bij een ademonderzoek bleek het alcoholgehalte 655 microgram per liter uitgeademde lucht te zijn, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 800 en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren.

De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een geldboete van € 800, met een subsidiaire vervangende hechtenis van 16 dagen, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn.

Bij de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn financiële draagkracht. Het hof heeft besloten om de geldboete te handhaven, maar heeft de ontzegging van de rijbevoegdheid voorwaardelijk opgelegd, met de mogelijkheid dat deze niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van twee jaren opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd, in mindering wordt gebracht op de ontzegging bij eventuele tenuitvoerlegging.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002723-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-605499-07
Arrest van 15 september 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 800,00 subsidiair 16 dagen vervangende hechtenis en daarbij een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen zal opleggen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 07 september 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 655 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 07 september 2007 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 655 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Voorts heeft het hof rekening gehouden met verdachtes financiële draagkracht, voor zover deze ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft op 7 september 2007 in de gemeente [gemeente] een auto bestuurd, terwijl hij onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde. Het alcoholgehalte van zijn adem bedroeg 655 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft hij niet alleen zichzelf, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 juli 2009 is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat hij zijn rijbewijs in verband met zijn baan als wijkverpleegkundige niet kan missen.
Gelet hierop en gelet op het feit dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld zal het hof een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Nu het hof - zoals ook door de advocaat-generaal is gevorderd - volstaat met het opleggen van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zal het daarnaast een hogere geldboete opleggen dan de oriëntatiepunten voor vergelijkbare gevallen aangeven.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van achthonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zestien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van de ontzegging bij eventuele tenuitvoerlegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. S.J. van der Woude, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. S.J. van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.