ECLI:NL:GHARN:2009:BJ6597

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003176-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en bedreiging in huiselijke kring

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 1 september 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn vriendin, gepleegd op 13 augustus 2007. De advocaat-generaal had gevorderd tot vrijspraak voor de zwaarste aanklachten, maar veroordeling voor de meer subsidiaire aanklacht van mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vriendin heeft mishandeld door haar in het gezicht te slaan en haar keel vast te pakken, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaarste aanklachten, maar het bewezen verklaarde feit van mishandeling gekwalificeerd als strafbaar. De verdachte heeft in het verleden te maken gehad met een ernstige drugsverslaving, maar heeft positieve ontwikkelingen doorgemaakt in zijn leven. Het hof heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op te leggen, met een proeftijd van één jaar, om de verdachte te ondersteunen in zijn positieve veranderingen. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

parketnummer: 24-003176-07
parketnummer eerste aanleg: 07-607281-07
Arrest van 1 september 2009 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 13 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.I. Roos, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 16 december 2008 en 18 augustus 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder
1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde zal vrijspreken en hem ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van het hof van 16 december 2008 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met twee handen de keel van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of (terwijl hij zijn handen om de keel van die [slachtoffer] had) haar (hard) heen en weer heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met twee handen de keel van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of (terwijl hij zijn handen om de keel van die [slachtoffer] had) haar (hard) heen en weer heeft geschud, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], in/tegen het gezicht heeft geslagen en/of met twee handen de keel van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en (vervolgens) de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of (terwijl hij zijn handen om de keel van die [slachtoffer] had) haar (hard) heen en weer heeft geschud, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden, welk(e) misdrijf/misdrijven (telkens) werden gepleegd tegen zijn levenspartner;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak je af, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak ter zake van feit 1 primair, feit 1 subsidiair en feit 2
Het hof acht - evenals de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte - niet bewezen hetgeen onder 1 primair en 1 subsidiair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Anders dan de advocaat-generaal, acht het hof niet wettig bewezen hetgeen onder 2 aan de verdachte is ten laste gelegd, nu met betrekking tot dat ten laste gelegde feit slechts één bewijsmiddel aanwezig is. De verdachte dient van dit feit eveneens te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring van feit 1 meer subsidiair
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], in het gezicht heeft geslagen en met twee handen de keel van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en, terwijl hij zijn handen om de keel van die [slachtoffer] had, haar hard heen en weer heeft geschud, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, welk misdrijf werd gepleegd tegen zijn levenspartner.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1 meer subsidiair -
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft - kennelijk terwijl hij onder invloed van verdovende middelen verkeerde en hallucineerde - zijn vriendin mishandeld. Door dit gedrag heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin en gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt.
Het hof houdt voorts rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 mei 2009, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van andersoortige strafbare feiten.
Het hof heeft voorts ook gelet op het voorlichtingsrapport van Tactus Verslavingszorg van 9 november 2007 en heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting van het hof van 18 augustus 2009 zijn gebleken.
Ter terechtzitting van het hof heeft de verdachte aannemelijk gemaakt dat hij zijn leven reeds gedurende geruime tijd beter op orde heeft. De verdachte heeft gedurende enige tijd te kampen gehad met een ernstige drugsverslaving, gepaard gaande met hallucinaties en relationele problemen met zijn vriendin [slachtoffer]. De verdachte heeft deze verslaving thans beter onder controle, na zijn verslaving te hebben afgebouwd en deel te nemen aan het methadonprogramma van Tactus Verslavingszorg. Eén en ander heeft blijkbaar tevens een positieve uitwerking gehad op de relatie met zijn vriendin [slachtoffer].
Het hof wil deze positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte ondersteunen en is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande en uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit, volstaan kan worden met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van één jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. J. Slijper-Kuijper en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. Slijper-Kuijper is buiten staat dit arrest te ondertekenen.