Parketnummer: 24-001864-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-420018-08 en 07-420072-06 (tul)
Arrest van 31 augustus 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven te [woonplaats],
[adres],
thans in voorarrest verblijvende in JPC De Sprengen te Zutphen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, maatregelen opgelegd, beslist op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 11 december 2008, 3 maart 2009, 26 mei 2009 en 17 augustus 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, verdachte zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 7 maanden, de maatregel plaatsing in een justitiële jeugdinrichting zal opleggen en de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen, met dien verstande dat de werkstraf zal worden omgezet in een jeugddetentie voor de duur van 15 dagen. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-, dat de benadeelde partij in het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk zal worden verklaard en dat de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straatnaam], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het hinderlijk achtervolgen van die [benadeelde] en/of
- het tot stoppen dwingen van die [benadeelde] en/of
- het duwen tegen het lichaam van die [benadeelde] en/of
- het vastpakken van die [benadeelde] en/of (vervolgens) (hard) tegen de benen,
althans het lichaam van die [benadeelde] schoppen en/of trappen en/of
- het ten val brengen van die [benadeelde],
waarbij hij, verdachte, die [benadeelde] heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (hard) tegen de benen, althans het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of (vervolgens) ten val heeft gebracht, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (gebroken enkel), althans enig lichamelijk letsel voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad;
althans het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden dat:
hij op of omstreeks 06 januari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken enkel), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk tegen/op het lichaam te duwen en/of vast te pakken en/of tegen/op de benen, althans tegen/op het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of ten val te brengen;
althans het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden dat:
hij op of omstreeks 06 januari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging, met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]), (tegen het lichaam) heeft geduwd en/of (hard) tegen/op de benen heeft geschopt en/of getrapt en/of ten val heeft gebracht, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gebroken enkel), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsoverweging ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde plegen van openlijk geweld, omdat geen sprake is geweest van het gezamenlijk plegen van het geweld met medeverdachte [medeverdachte].
Daarnaast is geen sprake van zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde], zodat de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid niet kan worden bewezen.
Het hof overweegt dat uit de verklaring van getuige [getuige] blijkt dat zij en haar broer [benadeelde] in de nacht/vroege ochtend van 6 januari 2008 vanuit de stad naar huis fietsten. Onderweg kwamen zij verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] tegen, die volgens [getuige] ruzie zochten. [getuige] en [benadeelde] zijn doorgefietst, maar onderweg in een tunnel fietsten verdachte en [medeverdachte] hen voorbij. Daarbij ontstond een woordenwisseling. Verdachte en [medeverdachte] keerden om en versperden hen de weg. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij, op het moment dat zij langs [getuige] en [benadeelde] fietsten, aan [medeverdachte] de opdracht heeft gegeven te keren en terug te fietsen naar [getuige] en [benadeelde]. [medeverdachte] als [benadeelde] hebben verklaard dat verdachte op dat moment tegen [benadeelde] heeft gezegd: "dus je wilt echt klappen" of iets soortgelijks. Zowel [getuige] als [medeverdachte] als verdachte hebben verklaard dat verdachte daarna zijn jas en pet aan [medeverdachte] gaf, voordat hij ging vechten met [benadeelde]. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij de daaropvolgende vechtpartij heeft gezien en daarna - nadat [benadeelde] op de grond lag met zijn ogen dicht - samen met verdachte naar huis is gegaan.
Gelet op deze bewijsmiddelen, acht het hof de bijdrage van [medeverdachte] - door om te keren, terug te fietsen, de weg te versperren, verdachtes jas en pet aan te nemen en geen afstand te nemen van de vechtpartij - voldoende wezenlijk om hem als medepleger van verdachte van het tegen [benadeelde] gepleegde geweld aan te merken. Derhalve is sprake van het openlijk in vereniging plegen van geweld.
Voorts acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [benadeelde]. Uit een letselbeschrijving d.d. 25 januari 2008 ondertekend door S.J.Th. van Kuijk, forensisch geneeskundige werkzaam bij GGD regio IJssel Vecht, blijkt dat [benadeelde] zijn (linker) enkel heeft gebroken. De botbreuk is geopereerd en gefixeerd door middel van een schroef. Daarna heeft hij loopgips gekregen. Na 5 weken zal de schroef en het gips verwijderd worden, waarna fysiotherapie nodig is. Uit een verklaring d.d. 7 januari 2008 van P.F.J. Houben, chirurg, blijkt dat er een tweede (herstel)operatie aan de enkel van [benadeelde] heeft plaatsgevonden. [benadeelde] heeft zelf aangegeven dat hij 3 maanden lang 3 maal per week fysiotherapie diende te volgen en dat het maar zeer de vraag is of hij ooit weer op zijn oude niveau kan voetballen.
Gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen indien dit lestel naar normaal spraakgebruik voldoende ernstig is om als zodanig aangemerkt te worden. Gelet op de twee operaties die nodig zijn geweest, alsmede gelet op de duur van het herstel, is het hof van oordeel dat bewezen is dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het voorgaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 06 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met een ander, op de openbare weg, [straatnaam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde], welk geweld bestond uit
- het tot stoppen dwingen van die [benadeelde] en
- het duwen tegen het lichaam van die [benadeelde] en
- het vastpakken van die [benadeelde] en
- het ten val brengen van die [benadeelde],
waarbij hij, verdachte, die [benadeelde] heeft vastgepakt en ten val heeft gebracht, en welk door hem gepleegd geweld zwaar lichamelijk letsel (gebroken enkel) voor die [benadeelde] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door drs. M.A. Westerborg, psychiater, en drs. G.B. van de Kraats, psychiater in opleiding, op 26 juni 2008 een psychiatrisch Pro Justitia rapport uitgebracht. Daarnaast is door drs. S. Wijga, klinisch psycholoog/psychotherapeut, op 26 juni 2008 een psychologisch Pro Justitia rapport omtrent verdachte uitgebracht. Genoemde deskundigen concluderen in hun rapport dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het aan hem ten laste gelegde feit een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, dat het feit hem in enigszins verminderde mate kan worden toegerekend.
Het hof neemt deze conclusies over en maakt die tot de zijne.
Gelet hierop en voorts in aanmerking genomen dat ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen [benadeelde], door hem vast te pakken en hem vervolgens ten val te brengen. Het slachtoffer is daarbij buiten bewustzijn geraakt en heeft zijn enkel gebroken, waardoor hij twee operaties nodig heeft gehad en een revalidatietraject diende te doorlopen. Slachtoffers van geweldsmisdrijven kunnen - naar de ervaring leert - daarnaast echter ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen ondervinden. Daar komt bij dat het plegen van openlijk geweld leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 januari 2009 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, onder andere tot een werkstraf en een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie. Desondanks is verdachte doorgegaan met het plegen van strafbare feiten, nota bene terwijl hij zich nog in een proeftijd bevond.
Uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 10 januari 2008, opgemaakt door G. Beenen, raadsonderzoeker alsmede uit een rapport d.d. 22 januari 2008 ondertekend door J. van Duijn, gezinsvoogd werkzaam bij Bureau Jeugdzorg Overijssel, blijkt dat verdachte veelvuldig drugs gebruikt en thuis niet te handhaven is. De tot nog toe ondernomen pogingen om het gedrag van verdachte te veranderen, onder andere door hem uit huis te plaatsen, zijn mislukt, omdat hij zich aan het toezicht en de behandelingen onttrekt.
Gelet op de ernst van het feit en er onder meer sprake is van recidive van een geweldsfeit, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur.
Motivering van de op te leggen maatregel
Zoals hiervóór (onder het kopje "Strafbaarheid") aangegeven, hebben de deskundigen Westerborg,Van de Kraats en Wijga in hun rapportages geconcludeerd dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond. Daarnaast kwamen de deskundigen Westerborg en Van der Kraats in hun rapport onder meer tot de volgende conclusie - zakelijk weergegeven inhoudende -:
Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een gedragsstoornis, ernstig, beginnend in de kinderleeftijd. Er bestaan sterke aanwijzingen voor persoonlijkheidspathologie waarbij vooral sprake is van antisociale en narcistische kenmerken. Betrokkene heeft een beperkte identiteit en is sterk beïnvloedbaar. Gerelateerd hieraan zijn impulsregulatie- en vooral agressie-regulatieproblemen. Onderliggend is er ook sprake van een hechtingsstoornis. Betrokkene beschikt slechts in beperkte mate over zelfreflecterend vermogen en is nauwelijks in staat tot een innerlijke dialoog, zodat er nauwelijks sprake is van remmingen. Hij heeft weinig inlevingsvermogen in de gevoelens van anderen en er is sprake van een verstoorde gewetensfunctie, waardoor eventueel resterende remmingen mogelijk tekort hebben geschoten om het delict te hebben voorkomen. Hij heeft geen ingebouwde neiging confrontaties uit de weg te gaan, integendeel. Betrokkene is blijkbaar niet in staat om een eenmaal geïnitieerde respons op een vermeende provocatie te onderbreken en/of te keren. Bovenstaande kan tot de conclusie leiden dat betrokkene ten tijde van het plegen van het delict in mindere mate in staat is geweest zijn gedrag te bepalen zoals van een redelijk denkend mens mag worden verwacht. Op die grond achten wij hem enigszins verminderd ontoerekeningsvatbaar. Het risico op verergering en uitbreiding van bestaande psychopathologie moet als reëel worden beschouwd. Tot op heden is betrokkene therapieresistent gebleken voor eerdere hulpverlening en/of eerdere strafmaatregelen. Daarnaast is hij eerder betrokken geweest bij geweldsdelicten, wat ten aanzien van het recidivegevaar prognostisch ongunstig is.
De deskundige Wijga kwam in haar rapport daarnaast onder meer tot de volgende conclusie - zakelijk weergegeven -:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, een gedragsstoornis, ernstig, beginnend in de kindertijd en aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Er is sprake van een zich ontwikkelende persoonlijkheidsstoornis Niet Anders Omschreven (NAO) waarbij de antisociale en narcistische trekken op de voorgrond staan. Er zijn problemen met de agressieregulatie en impulsiviteit. Dit kan leiden tot acting-out gedrag. Woede-uitbarstingen kunnen plotseling opkomen en heftig zijn. De wereld wordt als bedreigend ervaren. [verdachte] besefte ten tijde van het ten laste gelegde wel het ongeoorloofde ervan, maar vanwege de genoemde scheefgroei in de zich ontwikkelende persoonlijkheid kon hij zijn gedrag niet geheel conform een dergelijk besef bepalen. Daarom kan hij ten tijde van het ten laste gelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden aangemerkt. Er is een gebrek aan impulscontrole en de neiging innerlijke conflicten om te zetten in gedrag. Hij heeft weinig zicht op eigen en andermans grenzen. Er is sprake van een weinig gedifferentieerd gevoelsleven en van een lacunair geweten. Er is sprake van veel onvrede en verzet, een hang naar prikkels maar de remming om dit alles onder controle te houden ontbreekt. Hij heeft weinig inlevingsvermogen in de gevoelens van anderen. Deze factoren voortkomend uit de stoornis kunnen van belang zijn voor de kans op recidive.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof aangegeven niet behandeld te willen worden voor zijn stoornis. Een behandeling in het kader van een Pij-maatregel vindt hij niet nodig, omdat die maatregel te zwaar is en te lang duurt. Verdachte vindt dat hij inmiddels voldoende heeft geleerd zijn agressie onder controle te houden en naar behoren te functioneren. Hij wil liever naar huis om voor zijn moeder en zusjes te zorgen. Ook wil hij naar school gaan, zodat hij aan zijn toekomst kan werken. De raadsman van verdachte heeft in aansluiting daarop aangevoerd dat verdachte inmiddels meer volwassen is geworden en dat hij in de inrichtingen waar hij heeft verbleven heeft geleerd om met zijn agressieproblemen om te gaan. De raadsman heeft bepleit om daarom aan verdachte geen onvoorwaardelijke Pij-maatregel op te leggen, maar een voorwaardelijke Pij-maatregel, mede gelet op de relatief geringe ernst van het feit.
Het hof overweegt dat de deskundigen Westerborg, Van de Kraats en Wijga allen in hun rapportages eensluidend adviseren tot onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Met betrekking tot de nadere invulling daarvan overwegen de deskundigen Westerborg en Van de Kraats - zakelijk weergegeven - in hun rapport nog het navolgende:
Behandeling is niet alleen wenselijk maar ook geboden. Centraal dient de agressieproblematiek te staan. Betrokkene zal alleen gebaat zijn bij een duidelijk gestructureerde, transparante en langer durende behandeling, waarbij het van belang is dat hij veiligheid en voorspelbaarheid ervaart, en hij anderszins niet in staat is om zich voortijdig aan zijn behandeling te onttrekken. Iedere voorwaardelijke modaliteit herbergt in zich een onaanvaardbare kans op recidive op zeer korte termijn (minder dan drie maanden). Daarbij helpt de stok achter de deur niet, betrokkene recidiveert meer dan een keer in een proeftijd en pleegde het delict tijdens ongeoorloofde afwezigheid. Om die reden adviseren rapporteurs de rechtbank betrokkene de maatregel van plaatsing in een jeugdinrichting op te leggen.
Deskundige Wijga merkt in haar rapport met betrekking tot haar advies - zakelijk weergegeven - op:
Een behandeling is noodzakelijk en kan niet ambulant plaatsvinden. Een ambulante behandeling mislukt doorgaans, omdat op cruciale momenten in de behandeling wordt afgehaakt. Een behandeling in het kader van de Pij-maatregel lijkt noodzakelijk om [verdachte] echt te bereiken. Het acting-outgedrag kan worden doorbroken binnen voldoende begrenzing, echter de grenzen moeten nog sterker worden aangezet. Tussen impuls en gedrag ontbreekt het aan cognitie en emotie. De frustratietolerantie is gering en er zijn problemen met de agressieregulatie en impulsiviteit. Een behandeling doet pijn en met name de hierboven genoemde aspecten van de problematiek maken dat betrokkene zich wellicht aan de behandeling zal onttrekken wanneer deze aanslaat en dus moeilijk wordt. Een plaatsing in het kader van een PIJ maatregel is de enige mogelijkheid voor [verdachte] om een behandeling tot een succes te maken. Er is behandeling nodig in een inrichting met een verzorgende empathische sfeer en een strenge confronterende aanpak.
Ter terechtzitting in hoger beroep, waar de deskundigen Van de Kraats en Wijga zijn gehoord, hebben zij in aanvulling op de rapportages verklaard te blijven bij hun advies tot onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Andere vormen van behandeling - zoals een voorwaardelijke Pij-maatregel - zoals door de verdediging bepleit - zijn gelet op de bij verdachte bestaande problematiek wat hen betreft geen geschikte optie om de behandeling te waarborgen die noodzakelijk wordt geacht om de agressieproblematiek ten goede te beïnvloeden.
Gelet op al het vorenstaande, mede in aanmerking nemend de indruk die het hof van verdachte heeft gekregen (ter terechtzitting en uit het dossier) en de recidive door verdachte, is het hof van oordeel dat verdachte behandeld dient te worden voor zijn gedragsstoornis en dat deze behandeling plaats dient te vinden in het kader van een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Gelet op het (grote) gevaar voor recidive, eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van die maatregel. Voorts is de maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte. Voornoemde deskundigen zijn van oordeel dat het recidivegevaar aanwezig is indien de stoornis van verdachte niet wordt behandeld en zij adviseren dat deze behandeling zal plaatsvinden in een gesloten, gestructureerde setting.
Het hof neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de zijne. Met de deskundigen acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk. Het hof zal die maatregel derhalve aan verdachte opleggen.
Het hof spreekt overigens zijn bewondering uit voor de inzet van verdachte om zijn gedrag te veranderen, zoals is beschreven in de door verdachte overgelegde verblijfsplannen opgesteld door de Juvaid justitiële jeugdinrichting locatie Veenhuizen. Verdachte functioneert op basis van verblijf goed binnen de structuur van die instelling, maar aan behandeling van de aan het bewezenverklaarde feit ten grondslag liggende gedragsstoornis is die instelling nog niet toegekomen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering deels (tot een bedrag van € 1.000,-) is toegewezen en dat hij zijn in eerste aanleg gedane vordering in hoger beroep heeft gehandhaafd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 1000,- toewijsbaar is, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Het hof zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het meer of anders gevorderde ter zake van immateriële schade alsmede ter zake van de door de benadeelde partij gevorderde schade in verband met misgelopen voetbalpremies, nu deze schadeposten niet eenvoudig van aard zijn. De benadeelde partij kan zijn vordering tot schadevergoeding in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De door de benadeelde partij misgelopen wintersportvakantie in gezinsverband, komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu dit geen rechtstreekse schade is veroorzaakt door het bewezenverklaarde. Het hof zal de vordering tot schadevergoeding in zoverre afwijzen.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 29 mei 2006, is veroordeelde - voor zover hier van belang - veroordeeld tot een werkstraf van dertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 13 juni 2006. De proeftijd is op 13 juni 2006 ingegaan. De officier van justitie heeft op 25 maart 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijk opgelegde werkstraf, omdat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het onderhavige ten laste gelegde feit. Ook de advocaat-generaal heeft tenuitvoerlegging gevorderd, met dien verstande dat de werkstraf wordt omgezet naar een vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de voor het bewezenverklaarde feit opgelegde jeugddetentie en Pij-maatregel, de tenuitvoerlegging thans geen toegevoegde waarde heeft, zodat de vordering zal worden afgewezen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde feit.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van zeven maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, voor de duur van twee jaren;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend euro;
wijst af het door de benadeelde partij gevorderde ter zake van het mislopen van een wintersportvakantie;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de werkstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Zwolle-Lelystad van 26 mei 2008.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.J. Deuring, en mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.