ECLI:NL:GHARN:2009:BJ6442

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
28 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001039-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in bezit hebben van heroïne met tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1979 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling wegens het in bezit hebben van heroïne. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een straf, en het hof heeft het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd ter zake van het in bezit hebben van 3,8 gram heroïne veroordeeld tot een werkstraf van 44 uren, subsidiair 22 dagen hechtenis. Daarnaast gelastte het hof de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van vier maanden, die was opgelegd bij vonnis van de politierechter op 21 november 2005. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren. De beslissing van het hof was gebaseerd op de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit was begaan, en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in zijn overwegingen ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De uitspraak van het hof is gedaan bij verstek, aangezien de verdachte niet ter terechtzitting was verschenen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001039-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-461239-07 en 07-400375-05 (tul)
Arrest van 28 augustus 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 44 uren, subsidiair 22 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging, van de verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 21 november 2005 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
hij op 20 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,8 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, aanhef en onder c, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 20 juni 2007 3,8 gram heroïne in zijn bezit gehad. Het betreft hier een grotere hoeveelheid heroïne dan voor eigen gebruik verondersteld mag worden.
Het hof houdt rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentaireregister d.d. 20 mei 2009 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof zal verdachte, conform de straf die de rechtbank heeft opgelegd en de vordering van de advocaat-generaal, een werkstraf van na te melden duur opleggen.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 november 2005, is verdachte (onder meer) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 6 december 2005. De proeftijd is eveneens ingegaan op 6 december 2005. De officier van justitie heeft op 1 oktober 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, aangezien verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezenverklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 14g, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van vierenveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeëntwintig dagen zal worden toegepast;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 21 november 2005 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. M.F.H.M. van Haastert, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Van Haastert voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-