Parketnummer: 21-004328-08
Uitspraak d.d.: 27 augustus 2009
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zutphen van 23 april 2008 in de strafzaak tegen
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 augustus 2009.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft primair gevorderd dat het hof verdachte niet ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep nu verdachte heeft verzuimd een appelmemorie in te sturen waaruit zijn grieven blijken en evenmin ter terechtzitting in hoger beroep mondeling de bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven.
Gelet op hetgeen verdachte ten laste is gelegd en de in eerste aanleg gegeven beslissingen, ziet het hof reden voor een inhoudelijke behandeling van de zaak en zal het geen toepassing geven aan artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het vonnis op de voet van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering is aangetekend en daarom niet de in hoger beroep voorgeschreven vermeldingen bevat.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2007, in de gemeente Apeldoorn, [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik mijn legitimatie niet terug krijg, kom je hier niet levend vandaan!" en/of "Als ik het nu niet terug krijg, dan laat ik mijn
vuisten werken!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juli 2007, in de gemeente Apeldoorn, [slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend
de woorden toegevoegd: “Als ik mijn legitimatie niet terug krijg, kom je hier
niet levend vandaan!”
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar alsmede tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, bij niet verrichten te vervangen door twintig dagen hechtenis
De politierechter te Zutphen heeft verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van een maand onvoorwaardelijk.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof
primair verdachte niet ontvankelijk zal verklaren in zijn hoger beroep nu verdachte heeft verzuimd een appelmemorie in te sturen waaruit zijn grieven blijken en
subsidiair dat verdachte wordt veroordeeld conform het vonnis in eerste aanleg.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder overweegt het hof het volgende. Verdachte heeft een functionaris van de NV Nederlandse Spoorwegen, dienstdoende als procesleider op het perron van het station te [plaats], bedreigd met een misdrijf tegen het leven. Verdachte was aan deze functionaris overgedragen door conducteurs van de NV Nederlandse Spoorwegen. Verdachte had zich agressief tegenover hen gedragen na door die conducteurs te zijn aangesproken op het feit dat hij per trein reisde zonder dat hij daarvoor het vereiste plaatsbewijs in zijn bezit had. Op een feit als het onderhavige dient in zijn algemeenheid in beginsel te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte kunnen aanleiding zijn om met een andere straf te volstaan. Uit het ten name van verdachte staand uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte een groot aantal keren terzake van misdrijf is veroordeeld en dat hij ook meermalen voor geweldsdelicten is veroordeeld. Reeds gelet daarop doet de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van het bewezen verklaarde feit en dient een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden -langere- duur te worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Aldus gewezen door
mr J.M.J. Denie, voorzitter,
mr R. van den Heuvel en mr A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van T.M.M. van Lieshout-Witjes, griffier,
en op 27 augustus 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.